
74. Op een en polder nabij Dordrecht werd
dezelve mij door Dr. van der Sande aangewezen,
waér zij in zulk eene groote menigte groeit als
op vele weilanden elders de gemeene Ranonkel,
o f veelal zoogenaamde Boterbloem (D. VI. PI.
464). — Dezelve is ook op Walcheren gevonden
, doch zeldzaam, alsmede op Zuid-Beve-
land, en bij Wassenaar. V.d.B1, p. 6. V.d.B2,
p. 14. Mb. en Kkrb. p. 7.
75. Op bouwlanden bezijde de laan van
Lunenburg te Neêrlangbroek, bij Woudenberg,
en ook bij Zuilen. —■ GD. p. 68. Te Marum
bij Leeuwarden^^Asmede tusschen Ried en
Boer, bij, Goutum ,\b ij Marssum en op ’t
Geestumerveld. VH1. Vol. I. P. III, p. 811.
Br., p. 90. Op ééne plaats bij Leijden. Mb.
en Kerb., p. 8. In Zeeland algemeen. V.d.B1,
pag. 6.
76. Zij is door mij bij Amersfoort, tusschen
de stad en de plaats welke den naam van de
Doornhaag voert, gevonden, als ook in beekjes
op de hei tusschen Putten en Ermelo, en in
een’ sloot tusschen Malden en Heumen bij Nijmegen.
77. Op Schoonoord te Doorn, op Rijnaau-
wen bij Bunni/c, aan den Straatweg tusschen
Amersfoort en Nijkerk, onder Woudenberg. ;
tusschen het dorp en de boerderij de Stulp,
omtrent Beekhorst tusschen Woudenberg en
Scherpenzeel, en ook overvloedig aan den Straatweg
van Breda naar den Bosch.
78. Vrij algemeen in de omstreken van Hilversum
, en tusschen 's Graveland en Bussum,;
op den Grebschen berg, bij den groeten Wijngaard
te Doorn., e.n in de. duinen bij Domburg
op Walcheren, — doch aldaar weinig meer
.dan één voet hoog groeijende, veel scbaarscher
74. Cette plante me fut indiquée parle Dr.
van der Sande dans un polder près de Dordrecht,
où elle est aussi abondante que dans beaucoup
de prés, la Renoncule commune, nommée vulgairement
Bassinet (Vol. VI. PI. 464). Elle a
aussi été trouvée dans l’ile de Walcheren, mais
rarement, ainsi que dans Sud-Beveland et près
! de Wassenaar. V.d.B1., p. 6. V.d.B2.,/?. 14. Mb.
e t Kerb. pag. 7.
75. Dans les champs à côté de l’allée de
Lunenburg à Neêrlangbroek, et près de Woudenberg.
— Aussi près de Zuilen: GD. p. 68.
A Marum près de Leeuwarde, entre Ried et
Boer, près de Goutum, près de Marssum et
au Geestumerveld. — VH1., Vol. I, P. III, p.
811. Br. p. 90. —- En un lieu voisin de Leide,
Mb. et Kerb., p. 8. Commun en Zélande,
v.d.B1., p, 6.
76. Je l’ai trouvée près d'Amersfoort, entre
la ville et le lieu nommé le Doornhaag ; ainsi
que dans des ruisseaux sur la bruyère entre Putten
et Ermelo, et dans un fossé entre Malden
et Heumen près de Nimêgue.
77. Au Schoonoord à Doorn ; au Rijnaauwen
près de Bunnik ; près de la chaussée entre Amersfoort
et Nykerk; près de Woudenberg : entre le
village et la métairie de Stulpt vers Beekhorst
entre Woudenberg et Scherpenzeel ;— elle abonde
aussi près de la chaussée de Breda à Bois-le-duc.
78. Assez commune aux environs de Hilversum
; et entre s Graveland et Bussum, sur le
Grebschenberg entre Wageningen et Rhenen,
près du Groote Wijngaard à Doorn, et dans les
I dunes près de Domburg, dans l’ile de Wal
cher en ; mais elle n’y atteint guère que la bau-
LXXI
9 m
van bloemen, en eenigzins kleverig op het
gevoel.
79. Ter tweede door Prof. Kops te Utrecht
aangewezen groeiplaats werd deze plantin 1828
nog gevonden, en op eerstgenoemde gedurende
de jaren 1857—1 8 4 0 , in menigte. Doch zoó
niet geheel en a l, zal zij nu toch grootendeels
met de Walmuren, waarop zij groeide, verdwenen
zijn.
80. Door den Heer A. J. de Bruijn is dezelve
in Noord-Braband bij Boxmeer gevonden
géworden, en hier en daar op Zuid-Beveland
door Dr. van den Bosch. V .d.B2 , p. 19.
81. Er geen bezwaar in vindende de Verscheidenheid
van Mentha aqualica L., welke
hier (Var.) capitata genoemd wordt, voor dezelfde
te houden welke in Flora Belg. Sept. Vol.
I. P. II, p. 4 5 6 , Var. (3, pedunculata heet, zoó
wordt ten opzigte van derzelver groeiplaatsen
aangemerkt, dat ik haar vóór eenige jaren vrij
overvloedig in duinvalleijen onder Vogelenzang
en omtrent Zandvoort, bij Haarlem, aangetroffen
h eb , en naderhand, te zameri met Dr. j
van den Bosch, aan slootkanten tusschen Grijps-
kerk en Domburg op Walcheren; maar nog veel-
vuldiger in duinvalleijen tusschen Domburg en
Oost-Kapel. — Vergelijk ik nu al mijne Exemplaren
èn met de Afbeelding en de beschrijving
van M. aquaticd L . , Var. capitata van den
Heer Miquel , èn met de beschrijving welke
Prof. Van Hall, t. g. p., van M. aquatica L.,
Var. (3, pedunculata geeft, dan stemt alles zoo
volkomen overeen, als het maar wezen kan;
uitgenomen dat er toch ook Exemplaren onder
loopen, welke op hunne beurt meer van M.
aquatica L ., Var. capitata Lasch (Lin-
naca, Bd. IV, p. 417) hebben: zoo dat
leur d*un pied, porte peu de fleurs et est quelque
peu visqueuse.
79. Au second lieu natal indiqué par le Prof.
Kops, celte plante se trouvait encore en 1 8 2 8 ,
et elle abondait au premier lieu durant les années
1 8 5 7—-1840. Mais elle aura probablement
tout-à fait, ou en grande partie, disparu
par le démantèlement des remparts sur lesquels
elle croissait.
8 0 . Monsieur A. J. de Brüin l'a trouvée dans
le Brabant Septentrional près de Boæmeer , et
le Dr. van den Bosch , ça-el-là dans Sud-Beveland.
v.d.B2., p. 19.
81. Ne trouvant aucune difficulté à regarder
la variété de la Mentha aquatica L., nommée
ici (F a r .) capitata, comme étant la même
qui est nommée Var. (3 pedunculata dans la
Flora Belg. Sept. Vol. 1. P. II, p. 4 5 6 , — je
remarquerai à l’égard des lieux où elle c ro ît,
que je l’ai trouvée assez abondante dans les
vallées des dunes vers Vogelenzang, et aux
environs de Zandvoort près de Harlem, et en -
suite avec le Dr. van den Bosch, entre Dom-
burg et Grijpslcerk dans l’île de Walcheren ;
mais en plus grande abondance dans les vallées
des dunes entre Domburg et Oostlcapel. Si je
compare tous mes exemplaires avec la figure et
avec la description qu’a faite Monsieur Miqüel r
de la M. aquatica L., Var. capitata, et avec la
description donnée par le Prof, van Hall , de la
M. aquatica L. Var. (3> pedunculata, je trouve
une conformité aussi exacte que possible ; excepté
toutefois qu’il s’en rencontre quelques exemplaires
qui à leur tour ont plus de ressemblance
avec la M. aquatica L., Var. capitata
Lasch (Li/nnaea, Bd. IV, p. 417) ; de
sorte qu’il me paraît à tous égards préférable