
PELTIGERA CANINA Hoffm.
Hondslappemnos, Hondsroos.
Hoogduitsch. Lungenflechte , Lappenmoos.
F ranselt. Peltigère commune.
Vormt hare vruchtjes in den - H erfst,
Cryptogamia. l ichen es . Bedektbloeijenden. Korstmossen.
Natuurl, Rang volg. l in n . LVII. Algae. l ic h en es . Ordo parm e l ia cea e . Flor. Belg. Sept.
Tom. I I p a g . 270.
Geslachtskenmerken. Apotliecia peltaeformia, thalli lobis marginalibus, rarius disco
iunata. Discus primilus clausus, aut inferus (in lobis poslicis exoticarum quarundam) aut velo
thallode fugaci primitus obtectus. Thallus cenlrifugo-expansus, coriaceus , frondosus, subtus liber
villosus , saepius venosus , cyphellis desiitutas. F r ie s . — De schildjes schildvormig, aan de rand-
lobben van het lo o f, zelden op de schijf vastgehecht. De schijf is in den beginne gesloten,
of (in enkele buitenlandsche soorten) aan de onderzijde van het loof geplaatst, o f in het eerst
bedekt met een ras verdwijnend loofachtig vlies. Het loof breidt zich naar den omtrek toe
uit en is lederachtig, bladachtig, aan de onderzijde vrij en vlokkig bebaard, meest geaderd,
zonder eigene bekertjes.
So o r t e l ijk e Kenm erken. Thallo membranaceo flaccido scrobiculato tomentoso-fusco-viridi
(cano), subtus venisque albis, fibrillis ambitus candidis, apotheeiis anticis adscendentibus rotun-
datts, demum semi-revolutis verticalibus. F r ie s . ^ ^ L o o f vliezig, slap , holachtig, groenachtig-
bruin o f grijs-witachtig, van onderen en op de aderen w it, de vezeltjes aan den omtrek wit,
de schildjes aan den voorkant opgaande, gerond , ten laatste half omgekruld en regtstandig.
a stelt voor eene p lan t in natuurlijke grootte van boven gezien, b eene der gelijke van
onderen•
Groe ipla at sen . Groeit op den grond langs de drooge walletjes, op de heidevelden, vooral
op zandgronden, b. v. in Friesland, in de wouden op verscheidene plaatsen, op den heidegrond,
aan dijkjes enz. Mebse ; op dorre zandige plaatsen aan de Bronsbergen buiten Z u t-
phem in de duinen , veel te Katwijk$ op het hooge veld in den Haarlemmerhout, buiten
Harderwijk enz. de g o r t e r ; bij Nijmegen de b e ije r ? bij Rijperkerk in Friesland
BRUlNSMA; viel in Overijssel MIQUEL,* volgens VAN HALL, zeer algemeen op de Hollandsche
duinen, te Haren en Helpen3 bij Groningen, enz. enz. .vrij algemeen door het gansche Land.
G eneeskundig gebruik. Weleer gehouden voor een veilig preservatief tegen Hydrophobie,
en maakte een bestanddeel van den beroemden Pulvis Antilyssus uit. Bij de oudere Artsen
bekend onder de namen: Muscus Caninus, Hepatica terrestris.
Huishoudelijk Gebru ik . Kan eene ligte vleeschkleurige verwstof opleveren, volgens
F, g. WEIS, Plantae Cryptogamicae.