L1V
dat de hier afgebeelde niet Atriplex laciniatum
L., maar Atriplex laciniatum Besser = Atriplex
roseum L., zal zijn. Hetgeen ik dan eerst stelliger
zal kunnen beslissen , wanneer ik een goed
vruchtdragend Exemplaar van die soort bezitten
zal, welke door Dr. van der Sande Lacoste in
Zeeuwsch-Vlaanderen, in de nabijheid van Bres-
hens, gevonden i s , en aan ZijnEd. mede toeschijnt
de ware Atriplex laciniatum van Linnaeüs
te wezen.
59. Zoo als dit reeds door den Heer J. L. G.
de Geer , in deszelfs Plant. Belgii confoed. Spi-
cilegium alterum, pag. 25, en naderhand ook door
den Hoogl. van Hall , in ZijnEd. Flora Belg.
Sept. Vol. I. P. I , pag. 226 , alsmede bij PI.
441. (Dl. YI) dezer Flora Balava te kennen
gegeven is geworden, vindt men hier niet Che-
nopodium rubrum L., maar Chenop. viride L.
afgebeeld:
CHENOPODIUM VIRIDE L.
Groene Ganzevoet.
Hoorjduitsch. Grüner Gènsefusz.
Fransch. Ansérine verte.
Engelsch. Green Goosefoot.
Soortelijke Kenmerken. Foliis rhomboïdeis
dentato-sinuatis; superioribus integerrimis lan-
ceolatis. Ruitvormige getand-gegolfde bladen;
de bovenste lancetvormig, gaafrandig. Racemis
ramosis subfoliatis. Getakte, meer of minder
bebladerde bloemtrossen.
Volgens deze verandering valt derhalve in de
verdere plant-omschrijving mede eenige verbetering
triplex roseum L.; ce que je ne pourrai décider
positivement, que quand je posséderai un bon
exemplaire avec ses fruits de cette espèce, laquelle
a été trouvée dans la Flandre-Zélandaise par le
Dr. van der Sande Lacoste ; qui la regarde aussi
comme la vraie Atriplex laciniatum L.
te maken ; doch uit hier opgegeven soor- !
5 9 . Comme Monsieur J. L. G. de Geer Ta
déjà remarqué dans son Plant. Belgii Gonfoed.
Spicilegium alterum, pag. 2 3 , et ensuite le Prof.
van Hall , Flora Belg. Sept. Vol. I. P. I , pag.
2 2 6 , ainsi qu'à la planche 441. (Vol. VI) de
cette Flora Baiava, on ne trouve pas ici représenté
le Chenopodium rubrum L., mais le Chenop.
viride L.:
CHENOPODIUM VIRIDE L.
AriM érine'ûefré.
Nom. Allemand. Grûner Gânsefusz.
Nom. Anglais. Green Goosefoot.
Caract. Spécifiques. Feuilles rhomboïdes, den-
tées-ondulées, les supérieures lancéolées intègres
, plus ou moins rameuses; fleurs en grappe,
et un peu feuillées.
Ce changement nécessite donc une correction
dans la description ultérieure de la plante ; mais
d’après les caractères spécifiques indiqués citèlijke
kenteekehen van Chenopodium viride L.,
welke nogtans tegenwoordig voor niets meer dan
eene Verscheidenheid van Chenop. album L.
gehouden wordt, is dit zoo duidelijk blijkbaar
, dat ik het niet bijzonderlijk behoef aan
te toonen.
40. Deze veel zeldzamer bij ons voorkomende
soort, dan de zeer in vorm afwisselende
Chenopodium maritimum, is door den Hoogl.
van Hall ook in Vriesland, tusschen Tjonger-
zijl en de Lemmer gevonden geworden, en door den
Heer Dr. F. Dozn overvloedig op het eiland Schouwen:
bij Zierihzee en elders. VH1. Vol. 1. P.
III, p. 783. Br. p. 57. V.d.B1. p. 55. DeExemplaren
welke ik van dezelve in het Herbarium van den
Hoogl. Bergsma gezien h eb , en van den IJ-kant
bij Amsterdam afkomstig zijn, zijn voor een groot
deel zoodanig dat ik èn naar dezelve, èn naar
de beschrijving welke van Chenop. hirsutum
onder anderen door Sprengel gegeven wordt,
tot het vermoeden gebragt ben dat wij hier niet
de echte Chenop. hirsutum van Linnaeus voor
ons hebben — en dat die alzoo ook niet op PI.
187 van de Flora Danica afgebeeld is —- maar
liever eene Verscheidenheid daarvan ; welke wel-
ligt aan TVillemetia hirsuta, var. subglabra: y>pu-
bescens, calycibus magis s p in u lo s is van A. Mo-
quin-Tandon beantwoordt. (Ann. des Sc. Natur.
2e Série, T. I , pag. 210.)
41. Om Utrecht is deze plant zeer algemeen,
en wordt er op bijna elk koornveld gevonden;
doch men treft er haar op die plaatsen in eene
nagenoeg liggende houding aan.
42. Torilis nodosa. — Op Zuid-Beveland
niet zeldzaam. V.d.B1, pag. 25. Bij Dordrecht,
aan den Noorddijlc, werd zij mij door Dr. van
der Sande Lacoste aangewezen, en met Dr. Kraamdessus
du Chenopodium viride L ., qui toute-fois
n’est plus regardé aujour-d’hui que comme une
Variété du Chenopodium album L., cette correction
est si évidente qu’il serait superflu de l’indiquer
en particulier.
40. Cette espèce beaucoup plus rare chez
nous que le Chenopodium maritimùm, très variable
dans la forme, a été trouvée en Frise,*par
le Prof, van Hall , entre Tjongerzyl et le Lem-
mer, et en abondance par le Dr. F. Dozv,
dans T île de Schouxoen: près de Zierilczee et
autres lieux. VH1. Vol. I. P. III. p. 785. Br.
p. 57. V.d.B1. p. 55. Les exemplaires que
j’en ai vus dans l’Herbier du Prof. Bergsma ,
et qui viennent des bords de YIJ près d'Amsterdam
, sont en grande partie tels que d’après
la description du Chenop. hirsutum, qu’en donne
entre autres Sprengel, je présume que nous
n’avons pas ici sous les yeux le vrai Chenop.
hirsutum de Linnaeus , — et que par conséquent
il n’est pas non plus représenté dans la PI. 187
de la Flora Danica,— mais que c’en est bien plutôt
une Variété qui s’accorde avec le Wïllemctia
hirsuta , var. subglabra: npubescétis , .calycibus
magis spinulosis” de A. Moquin-T andon. (Ann.
des Sc. Natur. 2e Série. T. I , pag. 210).
41. Celle plante est très commune aux environs
d'Utrecht, et s’y trouve dans presque tous
les champs ; toutefois on Ty voit généralement
un peu couchée.
42. Torilis nodosa. — N’est pas rare dans
Sud-Beveland, v.d.B1 , pag. 25. Près de Dordrecht
au Noorddijlc elle m’a été montrée par le
Dr. van der Sande Lacoste, et avec le Dr. Kraam