
moeras Melkdistel.
Hoogduitsch. Sumpf Gänse Distel.
Engelsch. Tall Marsh Sow-thistle.
Bloeit in Julij en Augustus.
Syngenesia , AEQUALis ; gelijk-Zaamhelmigen.
Natuurl. Rang volg. lin n . XLIX. Compositae , Zamengestelden.
G eslachts- kenmerken. Involuci'um oblongum, imbricatuui, basi ovatum; het omwindsel
langwerpig* overeenliggend, aan den voet eirond. Receplaculum nudum; de vruchtbodem
naakt. Semina (nuculae) longitudinaliter striata; de vruchtjes overlangs gestreept. Pappus
sessilis, pilosus; het zaadpluis ongesteeld, harig.
Soortelijice k enmerken . Pedunculis involucrisque hispidis subumbellatis, met de bloemstelen
en omwindsels stekelharig en bijna schermvormend. Foliis runcinatis, basi sagittatis;
de bladen schaafswijs-uitgesneden, aan den voet pijlvormig.
D eze, om hare grootte en bijzondere gedaante allezins merkwaardige p la n t, wordt door
minkundigen vaak verward met de akker-Melkdistel (Sonchus arvensis, zie deze Flora
N °. 69) , omdat deze in moerassen menigvuldig i s , ja aldaar veel algemeener voorkomt
dan de echte moeras-Melkdistel. Z ij echter, die deze plant eenmaal gezien
hebben, zullen dezelve niet ligt weder verwisselen. De steng verheft zich 1 to t 1 %
Ned. el hoog, welke laatste hoogte door de akker Melkdistel bijna nimmer bereikt
wordt. De steng is voorts regtstandig, weinig in takken verdeeld, kantig en van
binnen buisvormig. De onderste bladen zijn diep-schaafs-wijs-uit gesneden, met wijden
dwars-openslaande spitse en getande slippen, gelijk de bij gevoegde plaat d it aanwijst.
De middelste stengbladen, waarvan men er één in omtrek, rondom den kantigen
steng ziet afgebeeld bij A , zijn aan den voet allen zeer kennelijk pijlvormig en hierdoor
ten duidelijkste onderscheiden van de akker-Melkdistel* welker bladen aan den voet
hartvormig zijn. De allerbovenste stengbladen zijn smal, elsvormig-toeloopende, doch
mede zeer duidelijk pijlvormig aan den voet. De bloemen zijn in eenen onregelmatigen
eindelingschen scherm vereenigd. Het omwindsel is even als de bloemstelen, en
meestal ook het allerbovenste gedeelte der steng, bedekt met een groot aantal zwarte
haren, vele van welke in een geelachtig kliertje uitloopen. Men ziet bij b , vergroot,
een der bloempjes, waaruit de bloem is z.amengesteld, en bij c het zaad met desze
tfs w it zaadpluis.
Gr o e ipla a t sen . In veenachtige en zilte moerassen.
Zij is door de g or t er gevonden in rietlanden bij Haarlem en in de elzenhagen te Mastenbroek
in Overijssel3 door den Hoogl. kops aan den Ydijk , tusschen Zaandam en IVest-
zanen overvloedig; door den Heer bergsma te Nederhorst-den-Berg in de provincie
Utrecht 3 door den Heer VRYDAG zynen bij *s Gravenhage, en door mij-zelven in brak water-
moerassen bij het Dijkhuis beoosten Muiden, te gelijk met Althaea officinalis enz. De afge-
beelde plant is op laatstgenoemde plaats verzameld.
Huishoudelijk gebruik. Door brugmans als nadeelig in vochtige weilanden opgegeven,
uithoofde van hare overeenkomst met de S. arvensis , zal waarschijnlijk ten aanzien van het
g eb ru ik , hetzelfde omtrent haar gelden, hetgeen van deze in onze Flora N°. 69 is opgegeven.