
LX
55. Jlyacinthus botryoides L. = Muscari
botryoides Mill. — Ook in Zeeland, op h e t
eiland Walcheren. V.d.B1, pag. 45.
56. Alhoewel Alisma *Planlago bij ons eene
zeer algemeene plant is, en wij meer diepe en
stroomende wateren hebben dan menig ander
land, zoo wordt echter de Verscheidenheid y =
Alisma graminifolium Ehrh. = Alisma natans
PoLLicii: »met zeer lange, breed-lijn- of linl-
vormige en drijvende bladen,” niet veel gevonden.
Ik bezit dezelve midden uit den vijver op
Rhoodestein te Neérlangbroèk, en vond ze
aldéér ze lf; maar heb er zelfs geen tweede Exemplaar
van aangetroffen, en noch in de kanten
noch in de nabijheid van dien vijver, de plant
onder haren gewonen vorm zien voorkomen.
Verders is deze Verscheidenheid door wijlen
den Heer G. Broers in den Krommen Rijn bij
Utrecht, door den Heer van der Sande Lacoste in
slooten bij Dordrecht, en door den Heer Gevers
Deijnoot in de vaart van Utrecht naar Blaauw-
koppel, waargenomen. VH1. Vol. I. P. III. Vp.
795. VH2, P- 27. GD. p. 46.
57. Teregt heeft de Heer van den Bosen
reeds aangewezen, dat men op deze Plaat niet
Alisma ranunculoïdes L. voor zich heeft, maar
de smalbladige Verscheidenheid (Var. (3, angus-
tifolium DC.) van de gewone Alisma Plantago.
Welke door ZijnEd. somwijlen op Zuid-Beveland
aangetroffen is geworden, en door de Hoogleeraren
Bergsma en van Hall aan den Slooterweg bij
Amsterdam, door den Heer J. Schuurmans Stekhoven
bij Wassenaar, en door mij zelven aan
eenen slootkant tusschen Meer en Bosch en het
Haarlemmer-Meer, bij Heemstede gevonden is.
V.d.B1, p. 41. VH1. Vol. I. P. I. p. 307. Mb.
en Kerb., p. 265.
55. Hyadnthus botryoïdes L. = Muscari
botryoïdes Mill. — Aussi en Zélande, — île- de
Walcheren. v.d.B1. pag. 45.
56. Quoique VAlisma Plantago soit très commun
chez nous, et que nous ayons plus d’eaux
profondes et courantes que-beaucoup d’autres
pays, cependant la variété y = Alisma graminifolium
Ehrh. = Alisma natans Pollich: «k
feuilles linéaires très longues et flottantes,” ne se
rencontre que rarement. J’en possède une que
je trouvai moi-même au milieu d’un étang au
Rhoodenstein a Neerlangbroek, mais je n’en ai
pas même trouvé un second exemplaire, et ni
aux bords, ni dans le voisinage de l’étang, je
n’ai vu la plante sous sa forme ordinaire. Au
reste cette variété a été trouvée par feu Monsieur
G. Broers dans le Krommen Rijn près d'Utrecht ;
par Monsieur van der Sande Lacoste dans des
fossés près de Dordrecht, et par Monsieur Ge-
vers Deynoot dans le canal d'Utrecht à Blaauw-
kappel VH1. Vol. I. P. III. pag. 795. VH2, pag.
27. GD. pag. 46.
57. C’est à juste titre que Monsieur van den
Bosch a déjà fait observer que celte planche ne
présente pas VAlisma ranunculoides L., mais la
variété à feuilles étroites, Var. /S, angustifolium
DC., de l'Alisma Planlago commun, qu’il a souvent
rencontré dans Sud-Beveland ; qui a été
trouvé par les Prof. Bergsma et van Hall au Slooterweg
près d'Amsterdam, par Monsieur J.
Schuurmans Stekhoven près de Wassenaar, et
par moi-même au bord d’un fossé entre Meer
en Rosch et le lac de Harlem près de Heem-
stede. JR V.d.B1. j?. 41. VH1, Vol. I ,P . It p.
507. Mb et Kerb. p. 265.
58. In groote menigte groeit deze fraaije
plant tusschen het jonge hout, omtrent het dusgenaamde
Paviljoen, tusschen Laren en Huizen;
bezijde den Straatweg van Hilversum naar 's Gra-
veland; aan den Ham bij Amersfoort; achter
op Leeuwenburg te Neérlangbroek, hier en daar
te Doorn en onder Maartensdijk, en mede overvloedig
op ééne plaats bezijde den Straatweg
van Utrecht naar Amersfoort: ten einde van
het rasterwerk van de Plaats Beerschoten. —
Wijders is zij door den Hoogl. van Hall opgegeven
, ook veel bij Amerongen, Rheenen
en Wageningen, en op verscheiden andere
plaatsen in Gelderland te groeijen, alsmede
bij Baarn, en bij de Joure en elders in Vriesland;
welke men nader bij den Heer Brüins-
ma (pag. 72) aangewezen vindt.$f,l^ Zij
groeit ook op Walcheren, en hier en daar in
den omtrek van Leijden. VH1. Vol. I. P. I.
p. 513. V.d.B1, pag. 19. — Tusschen Bunnik
en Zeist, op Wulperhorst, zag de Heer Gevers
haar. GD. p. 47.
59. In gezelschap van Narthecium ossifra-
gum (D. III. PI. 222) komt dezelve op de
Amersfoortsche h e i, tusschen Oud-Leusden en
de stad, vrij overvloedig voor, en heeft déér
de mede zoo bevallige Andromeda polifolia
(D.V. PI. 578) in hare nabijheid, welke laatste
zich hooger o p ,. en meer naar den kant
van Woudenberg, verspreidt, maar ook veel op
de hei tusschen den Dolder en Soestdijk
aangetroffen wordt. Ook vond ik Oxycoccus
palustris menigvuldig op de hei tusschen
Heumen en de ruïnes van de kapel van Wil-
lebrordus , bij Nijmegen, terwijl Dr. Dozu en
de Heer J. Schuurmans Stekhoven haar in Zuid-
Holland, bij Leimuiden gevonden hebben. Mb.
lxi
58. Cette belle plante croît en abondance
entre les jeunes pousses de b o is, aux environs
du lieu dit le Pavillon, entre Laren et Huizen ;
à côté de la chaussée d'Hilversum à’ s Graveland ;
au Ham près d' Amersfoort ; au Leeuwenburg
à Neerlangbroek ; ça et là près de Doorn et
de Maartensdijk, et elle abonde en un endroit
à côté de la chaussée d'Utrecht à Amersfoort
: à l’extrémité de l’enclos de la campagne
de Beerschoten. De plus elle est indiquée
comme abondante près d'Amerongen,
de Rheenen et de Wageningen, et en plusieurs
autres lieux de la Gueldre ; près de
Baarn, et de Joure en Frise ; — que l’on trouve
d’ailleurs indiqués par Bruinsma, (pag. 7 2 ). Elle
croît aussi dans Walcheren, et ça et lk aux environs
de Leide.
Entre Bunnik et Zeist, au Wulperhorst, elle
fut vue par Monsieur Gevers — GD. p. 47.
59. Accompagnée du Narthecium ossifragum
(Vol. III, PI. 222) elle abonde dans la bruyère
<£ Amer sfoort, entre Oud-Leusden et la ville, et
y a dans son voisinage la gracièuse Andromeda
polifolia (Vol. V. PI. 578) ; qui se répand dans
les lieux plus élevés vers Woudenberg, mais qui
se rencontre aussi fréquemment dans la bruyère
entre le Dolder et Soestdijk. J'ai encore souvent
trouvé l'Oxycoccus palustris dans la bruyère
entre Heumen et les ruines de la chapelle de Wille-
brord, près de Nimêgue, tandis que le Dr. Dozy
et Monsieur J. Schüursmans Stekhoven l’ont trouvé
dans la Hollande méridionale près de Leimuiden.
— Mb. et Kerb. p. 475. A propos du
Narthecium ossifragum je note encore, qu’il