
THYMUS angustifolius, Schreber.
THYMUS Serpyllum, var. angustifolius.
smalbladige Thym.
Hoogduitsch. Schmallblattriger Thymian,
Bloeit in Julij, Augustus en September, ft.
DiDYNAMiA, GYMNOSPERMIA ; Tweemagtigen , naaktzadigcn*
Natuur!» Bang volgens lin n . XLÏI. Vérticillatae , Krans vormenden. Labiatae , DECANDOLLE.
GESLACHTS KENMERKEN. Calyx stiïatus, fauce villis clausa; limbus labiatus, sap ra 3 -d en -
■tatus, infra 2-setus aut bifidus. De kelk gestreept, de keel door een vlokje gesloten; de boord
rnondvormig, van boven 3 -tand ig, van onderen 2-borstelig o f 2-splétig. Corolla brevis labi-
ata, supra emarginata, infra 3-loba, lobo medio latiore integro aut emarginato; de bloemkroon
kort, rnondvormig, de bovenlip uitgerand, de onderlip 3 -lob b ig , met de middelste lob
breeder, gaaf of uitgerand.
So o r t e l ijk e k enm erken (volgens schreber). Floribus verticillato-capitatis; met krans-
o f kopvormende bloemen. Caulibus repentibus pubescentibus; de stengen kruipende en zacht-
behaard. Foliis (lineari-) lanceolatis, antrorsum latioribus, inferne ciliatis ; de bladen lijn—
lancetvormig, naar voren iets breeder, aan den voet gerimpeld. Corollis calyce majoribus,
«taminibus exsertis ; de bloemkroon grooter dan de kelk „ de meeldraden uitspringende.
Hoewel alle Schrijvers het er niet over eens z i jn , o f men de smalbladige Th ijm , voor
eeite afzonderlijke soort, dan wel slechts voor eene verscheiden heid der veld Thijm
(Thymus Serpyllum) te houden hebbe, zoo kwam ons echter hare gedaante zoo eigen-
aardig en zoo merkelijk afwijkende van die der laatstgenoemde soort voor , dat w ij
rekenden den bezitters dezer Flora, op dezen bijzonderen vorm opmerkzaam te moeten
maken , door daarvan eene afbeelding te geven , vooral in vergelijking met de afbeeld
ding der Veld-Thijm No. 67 dezer Flora.
Onze hier geteekende plant behoort tot de grootere exemplaren , daar de plant dikwijls
veel kleiner en meer kruipende is. Hetgeen haar echter bijzonder onderscheidt, zijn,
de lijn daneetvormige , aan den top meestal iets verbreedde bladen,• de grootere , ge-
tDoonlijk niet zoo paars-, maar meer roodachlig-gekleurde bloemen, welke verre buiten
den kelk uitsteken, zoodat ze lfs de buis der bloemkroon veel langer is dan de kelk.
Bijzonder in het oog vallende zijn ook de meeldraden, welke, in alle exemplaren
die ik gelegenheid h a d , daarvan dit ja a r te z ie n , verre buiten de bloemkroon uitsteken,
doch welke in de Veld-Thijm daarentegen binnen de bloemkroon besloten zijn .
Men zie t bij a eest der bladen afzonderlijk af'geheeld / bij b den tweelippigen kelk vergroot
j bij c en d de bloem, in natuurlijke grootte, van voren en van terzijde af'geheeld.
GROEIPLAATSEN. Op de heiden en de duinen.
Zij komt misschien even algemeen als de gewone VeldrThijm voor. Althans op de beiden
van Utrecht, Drenthe en Groningen , vond ik haar vrij algemeen, gelijk mede op de duinen
bij Haarlem. De afgebeelde plant is van Harendermolen bij Groningen.
Kracht , geneeskundig- en h uish ou d elijk gebruik. Hieromtrent geldt hoogstwaarschijnlijk
hetzelfde, wat vroeger over de Veld-Thijm is in het midden gebragt.