
Glad o f tweebindselig Rietgras.
Hoogduitsch. Glattes Riedgras.
Fransch. Carex à deux ligules.
Bloeit in het Fo orja a r ,
Monoecia. Triandria. Eenhuizigen. Driehelmigen.
Natuurl. Rang volg. mnn. III. Calamariae. Cyperaceae. juss.
Soortelijke kenmerkei*. Spicis femineis tribus oblongis distanlibus, suprema flessili, reïiquis
peduucuïatis, fructibus ovatis acuminatis bicuspidatis, glumam oblongam acuminatam subaequanti-
bus ; ligula scariosa duplici ad apicem vaginae foliorum. Met drie langwerpige en verwijderde vrouwelijke
aren, de bovenste ongesteeld, de overigen gesteeld, de vruchten eirond gespitst, met twee
fijne puntjes, de vruchten bijkans even lang als het langwerpig en gespitst kafblaadje. Een dubbeld
verdroogd bindsel aan den top der blaadscheede.
Deze eierlijke toort van Rie tgras, door smith onder den naam van Carex lævigata beschreven,
is later door de candolle in het Supplement tot de flore Française en door van
hall in de Flora Belgii Sept, als Carex biligularis vermeld. De eerste naam verdient echter
de voorkeur.
De p la a t stelt eene bloeijende en eene vruchtdragende plant in natuurlijke grootte voor.
Groeiplaatsen. Behoort tot de zeldzame Inlandsche gewassen, en bemint de moerasgronden.
De Heer dumortier ontdekte dezelve in Zeeland, waar dezelve door den Heer r . b. van den bosch
vervolgens gevonden werd. Bij Rotterdam, langs de boorden der plassen op veengronden , zeldzaam
(miquel).