L
27. Als afwijkingen van het gewone voorkomen
van deze plant, trof ik haar bij de ruïnes
van het huis te Teijlingen, bij Sassen-
heim, met lichtblaauwe of azure bloemen aan.
.28. In eene sloot, onder Elzenboomen, in
den omtrek van Amersfoort, heb ik deze met
geheel bloedroode bloemen gevonden.
29. Anagattis arvensis. — Anagallis phoe-
nicea. Flor. Belg. Sept. N°. 257. = Anag. phoe-
nicea Lam. = Anagallis arvensis (3 L. — Met
blaauwe bloemen, doch overigens geheel aan
Anag. phoenicea Lam, gelijk: ook nederleggen-
de -— hetwelk van gene op de Plaat niet duidelijk
voorgesteld is, — en niet »met getande
bloembladen,” vond ik dezelve op een stuk bouwland
tusschen Utrecht en Zuilen, bezijden den
Amsterdamschen Straatweg. Zij groeide daar met
Linaria Elatine Miller (Antirrhinum Elatine
L.) overvloedig, en werd e r , nog wéér in gezelschap
van laatstgenoemde, maar ook van
Antirrh. spurium L., in het volgende jaar teruggevonden.
Cf. VH2. p. 17.
50. De bevallige Verscheidenheid van deze
plant, welke ons door Commelijn beschreven
staat, buiten Haarlem bij het Kraaijennest te
groeijen: »Convolvulus sepium var. y : major
purpureus,” heb i k , weinige jaren geleden,
niet alléén déér ter plaatse, maar ook omtrent
Velzen, en tusschen hakhout aan het Haar-
lemmer-Meer, bij Heemstede gevonden; doch
overal met uit purper en wit geschakeerde
bloemen; zoo dat ik het er voor meen te mogen
houden, dat de twee opgegeven Verscheidenheden
in de Flor. Belg. Sept. Vol. 1 , P. 1,
pag. 1 8 6 , te zamen vallen.
51. Met witte bloemen werd zij door mij
27. Comme une déviation de l'aspect ordinaire
de cette plante , je la trouvai à fleurs
bleu-clair ou azuré, près des ruines de la maison
de Teijlingen, près de Sassenheim.
28. Dans un fossé sous des aunes , dans le
voisinage d’Amersfoort, je la trouvai à fleurs
toutes d’un rouge sanguin.
29. Anagallis arvensis. — Anagallis phoenicea.
Flor. Belg. Sept. N°. 257,. == Anag. phoenicea
Lam. = Anagallis arvensis (3 L. — A
fleurs bleues, mais d’ailleurs semblable à l'Anagallis
phoenicea Lam : aussi couchée, — ce que la
Planche ne montre pas clairement de cette dernière
, — et non » à petales dentés,” je la
trouvai sur un coin de terre labourable, entre
Utrecht et Zuilen, à côté de la chaussée <£Amsterdam.
Elle y croissait en abondance avec la
Linaria Elatine Miller (Antirrhinum Elatine
L .) , et y fut retrouvée l’année suivante accompagnée
clè cette dernière et aussi de Y Antirrh.
spurium L. Cf. VH2, pag. 17.
50. La gracieuse Variété de cette plante que
Commelijn a décrite comme croissant hors de
Harlem près du Kraaijennest : » Convolvulus
sepium var. y : major purpureus,” je l’ai trouvée
il y a peu d’années, non seulement au lieu
indiqué, mais aussi vers Velzen et dans des
taillis à Heemstede près du lac de Harlem ;
mais partout à fleurs panachées de blanc et de
pourpre ; de sorte que je me crois fondé à croire
que les deux Variétés mentionnées dans la Flor.
Belg. Sept. Vol. ƒ , P. I. pag. 18 6 , se réunissent.
51. A fleurs blanches je la trouvai près
bij Doorn gevonden, aan den aarden wal be-
zijde het Kerkpad aldéér.
52. Na zoo veel mogelijk naauwkeurig onderzoek
is het mij gebleken, dat het reeds door
den Hoogl. van Hall , Flora Belgii Sept. Vol. I.
P. 1, pag. 19 0 , geopperd vermoeden, dat deze
Plaat Campanula patula L. voorstelt, te bevestigen
is. Zoodat men d e , ter plaatse aldéér
opgegeven groeiplaats van de Gorter , door te
schrappen, en overigens in de beschrijving aldus
te lezen heeft:
CAMPANULA PATULA.
WijfJbloemig Klokje.
Hoogdmtsch. Ausgebreitete Glockenblume.
Fransch. Campanule étalée.
Engelsch. Spreading Bell-Flower.
S oortelijke Kenmerken. Caule angulato sim-
plici aspero. De steng hoekig, of gesleufd,
ruwachtig en onverdeeld. Foliis radicalibus
oblongis obtusis crenatis, superioribus lanceola-
tis. Langwerpige, stompeindigende, gekartelde
wortelbladen, en lancetvormige stengbladen.
Panicula diffusa. De bloempluim wijd uitgespreid.
Laciniis calycinis lanceolatis denticula-
t is , limboque corollae patulis. Lancetvormige,
min of meer getande, en even als de boord van
de bloemkroon, wijdstandige kelkslippen.
55. Op sommige plaatsen in onze duinen
groeit zij geheel van een beesterachtig aanzien.
54. Naar het gevoelen van sommigen behoort
deze soort van Wegedoorn onder die gewassen
, waarop wij den naam van Inlandsch
naauwelijks durven toepassen. Ik voor mij
de Doom, contre une élévation adjacente au
Kerkpad.
52. Un examen aussi rigoureux qu’il m’a
été possible m’a confirmé dans l’exactitude du
soupçon émis par le Professeur van Hall , Flora
Belgii Sept. Vol. I. P. 1 , pag. 19 0 , que cette
planche présente la Campanula patula L.; de
sorte que l’on n’a en cet endroit qu’à effacer
le lieu natal indiqué par de gorteb, et à ajouter
h la description ce qui suit :
CAMPANULA PATULA.
Campanule étalée.
Nom. Allem. Ausgebreitete Glockenblume.
-------Anglais. Spreading Bell-Flower.
Caractères Spécifiques. Tige angulaire ou
canalée, rude et simple ; feuilles radicales, ob-
longues obtuses et crénelées; les feuilles supé-
! rieures lancéolées. Fleurs en panicule diffus;
I calice à segments lancéolés et plus ou moins
denticulés, et étalés ainsi que le limbe de la
I corolle.
55. Dans quelques endroits de nos dunes
elle croît avec toute l’apparence d’un arbuste.
54. Selon le sentiment de quelques-uns cette
espèce de Nerprun doit être rangée parmi les
plantes qu’ils osent à peine nommer indigènes.
Quant à moi, j’éprouve tant de difficulté