\
nen met meerder magt te können af-
keeren, men, tegen de ( i ) voor-
heen in zwang geweest zynde ge-
woonte , aan eenen en den zelf-
den Graaf vericheydene, ja alte-
mets tot (2)'Vyftien ondericheyde-
ne Graafichappen, even als aan dee-
zen Graaf Dirk eerst het Klooster-
graaflchap der Egmondiche Abtdye,
en nu die van Holland en Kenmer-
land, te gelyk opdroeg; doch echter
altyd met de zelfde afhangelyk-
heyd tot den Koning, gelyk die te
voore geweest waaren.
De imaak van een zoo vergroot
en langduurig bewind, en dat de Graa-
ven, (3) zoo ftaande de veelvuldige
invälien der Noordmannen längs alle
oorden des ryks, als ftaande de on-
derllnge Broederkryg, hunnen dienst
en trouw, meer dan ooit te voore,
den Vorsten noodzaaklyk hadden
doen worden, g a f hen de lust
en gelegenheyd om van de aldus be-
narde Köningen vericheydene tot
nogtoe ongehoorde gunften en onder
anderen , de opvolging ([furvivance)
voor htlnne Zoonen, welken zieh
töt.dat eynde aan ’s Vorften hof (4 )
ftaande. hunne jeugd ophielden,reeds
by hun leeven te bekomen. Welk
gunstbewys in ’ t 'eerst iet zeldzaams
was, doch met den tyd Zelf eeniger
maate eene gewoonte wierdt.
Zulks, daar men te voore geene
wetten o f regel wegens de aanitelling
eens Graafs ergens gemeld vindt,
want dat hong toen geheel af van
’s Konings enkel welgevallen, men
nu, mids deeze ingevoerde veran-
dering, Lotharis jongften Broeder,
te weeten Karel den Kaalen, naa die
een gedeelte zyns ryksgebieds, te
weeten Aquitanie, (5) aan zynen
Zoon Lodewyk den Stameraar hadt
opgedraagen, deeze (6 ) orde daarop
in ’t jaar achthonderdzevenenzeven-
tig zag in ’t licht geeven. .
Indien een Graaf in dat ryk over-
lydt, wiens Zoon by ons is , zoo zal onze
Zoon (verilaa Lodewyk de Stameraar
) nevens onze verdere getrouwen
orde over die genen fiellen, welken by
den zelven Graaf bet gemeenzaamst en
bet naast geweest zyn, die nevens de
dienstmannen des Graaffchaps, en den
Bis/cbop,_ onder wiens . Bisdom het gelegen
is, over bet Graajfchap zullen
opzigt hebben, tot dat het ons bekend
gemaakt zy, op dat wy zynen Zoon,
die
( 1 ) Monacò. Sangall. Lib. I. cap. 14. Carolus nulli
Comitum., nifi Ins, qui in confinio vcl termino
barbarorum conflituti erant, plus quam uri um co -
m i t a t ü m aliquando concesfit.
. (2 ) Annal: Saxo ad ann. 995. Inde a patre fuo
Ansfrido , *X V Comitatuum ftrenuo Cornice &c.
(3 ) Cbron. Sti. Benign. Dlvionenf. ad ann. 840. Filii
èjus ( Ludovici ) gravi pernicie in fernet disfiderà
te s , unitum prius pulcherrima de diverfis nationibus ’
compage Francorum regnum feeda feftione leide-
tunt. Qua de re contigit ut dum Optimates aulas
uniuscujusque - filiorum regis adverfus alterutrum
affettare fé fimulant G r a t i a m., q u id q u i d u .tf-
LE SIRI PORE E X ISTIMASSENT , EXPETERE
n o n d u b I T a r e n t . Ac rcgiradolescentes dumfibi
quisque cönfulit, & ne alter ei praeferatur, cavet,
injustis aliquando petitionibus, invito nihilominus
àliquoties animo , Favere cogebantur.
r (4 ) Capit. Caroli Calvi anno 877. cap. 3. Si Comes
de isco regno obierit, c u j u s f i l i u s n o ,b is c um
s i t .
. C j) Annal. Bertin. ad ann. 867. Ubi primores A-
quicaniorum fibi obviam accerfivit, & filium fuùm
Ludovicum, ordinatis illi ministerialibus de palatio
fu o , eisdem Aquitariis regem préefecit.
(<5) Capit. Caroli Calvi ann. 877. cap. 3. Si comes
de isco regno obierit, cujus filius nobiscum fin, filius
noster cum c«teris fadelibus nostris ordinet de
h is , qui eidem Corniti plus familiares, propinquiores
iiierunc, qui cum ministerialibus ipfius Comitatus,
& cum Episcopo in cujus parochia ruerit ipfé Comi-
tatus, ipmm Òomi tatum prasvideant usque dum no-
bis renuntietiir, ut filium illius qui nobiscum e r it,
de honoribus illius honoremus. S i ,autem filiuni
parvulum habuerit .isdem filius ejus cum ministerialibus
ipfius Comitatus, & cum Episcopo in cujus parochia
confistit, eundem Comitatum pixevideant,
donec obitus priefati Comitis ad notitiam nostram
perveniat, & ipfe filius ejus per nostram concesfio-
nem de illius honoribus honoretur. Si vero filium
non habuerit, filius noster cum cteteris fidelibus nostris
ordinet qui cum ministerialibus ipfius Comitatus
& cum Episcopo proprio ipfum Comitatum praevi-
deat, donec jusfio nostra inde fiat, Et pro hoc file
non irascatur, qui illum Comitatum prceviderit, fi
eundem Comitatum alteri,.cui nobis placuerit, de-'
derimus, quam i l li, qui eum eatenus praevidit.
die by ons is, van des zelfs ( i) eer-
ampten ( dat is G R a a f S c h a p ):
deelachtig maaken.. Zoo de Graaf
flechts eenen jongen Zoon acbterlaat;
zoo zal die Zoon nevens de Dienst~
fnannen (verftaade C e n t e n a r i i )
vim bet zeldfe Graaffchap en met den
Bisfchop , onder wiens Bisdom het
Graaffchap gelegen is, opzigt over bet
Graaffchap hebben, tot dat het overly
den van den gemelden Graaf tot onze
kennisfe kome, en wy zynen Zoon met
des zelfs eerampten vereeren. Zoo by
nogthans geenen Zoon gebad heeft, zoo
zal onze Zoon met de verdere (2 ) getrouwen
(va'z.alen) en met de Dienst-
tnannen van bet zelve Graajfchap, en
met den Bisfchop, onder wien ’t be-
hoort, over het Graaffchap opzigt hebben
tot dat ons bevel deswege gefebied-
de. Voorts dat die gene, welke opzigt
over het Graajfchap gehadt heeft, zieh
niet beige , zoo wy dat Graajfchap aan
iemand anders, die ons behaagt, dan
dien fchenken , welke uyt krachte deezes
over’t zelve het opzigt geh aad heeft. Uyt
deeze wet, hoewel geene erfvolging
der G raafichappen in dien tyd kan
worden beweezen, zoo i s ’t echter
dat men ziet hoe de Zoonen der
overleedene Graaven voor anderen
( 1 ) L e g . Longo b. L ib . I . t i t : 25. cap. ,<58. $i Cornes
fine culpa pêr invidiam aut occa,fionem: injus-,
flam, nifi per justitiam & pacem faciendam, homi-
nem diffecerit,. H o n o r e m s u u m perdat & legi-
bus illi, contra quem injuste fecerit, poenam quam
intulerît, emendet.
(2 ) P. Daniel. Hift. de Franc, tom. I. pag. 418.
I l 'confisqua certaines terres , qu i n'avoient p lu s de maîtres
, ou dont lés Seigneurs estoient morts les armes à la
main contre lu y , ou-estoient cri f u i t e pour quelque autre
Cr im e , & les donna en b é n é f i c e , a in ji qu'on par-
loit a lo r s , a d e s f i d e l e s , appeliez autrement v a s s
a u x , ou v a s s e u r s 'ou v a v a s s e u r s ; C estaient
ordinairement des officiers d'armées 9 q u i tenoient
ces fortes de terres à f o y c? h o m m a g e , avec obligation
d'aller à la g u e r r e , quand ils estoient commandez,
c? d'y mener leurs propres v a s fa u x , c'est-à-dire y c e u x ,
q u i babitoient ces te rr és , ou qui les fa ifo ien t valoir &
leur en faifo ien t à eux-mesmes hommage.
( 3) Pistoreus in præfation. tom. I I I . Historicorum
A . 4. . Quod istius feculi confuetudini tribuemu«
quæ nobiles, Comités , ipfosque Duces fine habitatot
de opvolging dier • opengevalle
waardigheyd als voorichikt waaren.
Omtrent vyftig jaaren , naa ’t
maaken van deeze wet, itaande welke
tuslchentyd de opvolging der Zoonen
in de Graafichappen hunner overleedene
Vaders nu genoegzaam, door
de ilappe en toegeevende regeering
der volgende zeer jonge Koningen,
als eene vaste wet geworden was,
Zulks daarom ; mids ook volgens het
voorgaande (3 ) gebruyk ieder Graaf-
ichap nu niet meer naar zynen Graaf,
maar ieder Graaf integendeel thans
naar zyn Graafichap genaamd wierdt,
door Koning Karel den Eenvoudi-
g en, Zoonszoon van deeZen Karel
den Kaalen , niet by erfvolging,
maar by eenen daar toe op nieuws
verleenden aanftelbrief, en dat wel
op eenen voet, zoo die te voore (4 )
in zyn Graajfchap bekend was, en
door ons thans beichreeven is , in
het hiervoor gemelde Graaflyk BE-
w in d is aangeileld.
Ik ichryve G r a a f l y k bew ind :
dewyl ny t dien aanftelbrief, niet tegen-
ftaande die zekerlyk door de dicht-
maat, ten voordeele der Hollandfche
Graaven, als aan wien de Schryver
zyn werk opdragt, niet weynig zal
veroaogijtggi?
ì 0 0 6 0 1M1 1M& a e
tionis loco & prafetturis vel familiae cognomentis
abfqlute fimplicisfimeque propriis nominibus notabat :
forte quod, qui rum Conradus & inde Dux certi,
loci. & gentis esfe cognqscebatur, pòsteris omnibus ,
quis olim fuisfet , eodem modo, exploratum com-
pertumque futurum esfe, fimpliees nostri & non
nimium curiofi majores arbitrarentur : v e lq u od e^
dignitatibus, quae i n f a m i l i ì s n o n in h ìE R e -
B A N T , NEC AD FI LIOS PROGR E D j E BANTUR,
» non posfe familiarum distingui flatus judica-
rent.
H. Meibom. Rerum Germ. Script, tom. I I I . f o l .4 1 .
Comites olim non a territóriis gubernacis uomen ac-
cepisfe, fed ei.s impercitos.
• (4 ) K. Kolyn vs 44Q. •
. . . - 5» ocfialt
Sili bp onfei* mooendjeDc
hFlit bolle uuìgljt anc te leben ;
Z 0' DAS WAS HIE TE VOREN
I n z i n e G r e e f s c e p e b e k e n t , ,
E n d e / o v e r d a i r o m t r e n t .
Q.q 2