in de oogen, doch te gelyk met de
wapenen in de handen, ter dier plaat-
ie verlchynen; ten eynde het hen
mögt vryftaan’t lyk van hunnen zoo
wydbefaamden Bisfchop naar Uy-
trecht te voeren, om het aldaar in
2yne zetelkerk te begraaven. Dan
als ( i) zyne Dochter , gelyk ook
de aldaar zynde Kerkdienaaren en
verdere Bisfchoplyke trouwanten be-
tuygden van het ter dier plaatfe te willen
begraaven, alwaar Ansfrid overlee-
den was, en zieh dierhalve op dat
ftuk ftraks een zeer gevaarlyk gefchil
verhefte , zag men op ’t onvoor-
zienst aan (2) de eene zyde des
bergs, het z y by geval, het zy by
üytdrukkelyke toelaatinge des Hemels,
in het naastgelege werkhuys
eenen zeer geweldigen brand opgaan.
Zulks, als de Bisfchoplyke bedien-
den, om diente blusfen, allen der-
waart liepen, de aldaar gekome Uyt-
rechtenaars de baar , op welke het
lyk lag, in fhilte opnamen, naar den
naastgelegen ftroom torsten en in
een bootje Beiden, om het over den
zelven te voeren.
Terwyl men nu hier mede bezig
was, en zeer veelen eerst te voet, zoo
ver de ondiepte het toeliet,en voorts
zwemmende, daar het te diep was,
poogden over dien ftroom te raaken,
mids de fchuyt tekleyn was, omhen
allen gelyklyk over te voeren, kwa-
men de Bisfchoplyke (3) bedienden
van den geblusten brand te rüg; en
ziende, ftaande dit hun afweezen,
op deeze wyze huns geweezen
Meesters lyk geroofd , vloogen zy
allen te wapen, eensdeels om de verdere
uytvoering van dat voorneemen
te beletten, andersdeels om zieh, we-
gens zoo ftout beftaan, op de ont-
ichaakers te wreeken.
In dit uyterfte ftneet zieh de god-
vruchtige (4) Abtdis in tmidden van
haars overleeden Vaders in de wapenen
gerukte huysgenooten en
trouwanten, met zamengewronge-
ne handen (5) plat ter aarde, en
bragt zoo veel, door haare traanen,
ernftig fmeeken en bidden, by de
thans als zinloos geworde menigte
te we ge , dat die niet alleen van dat
bloeddorftig voorneemen afftöndt,
maar zieh, even als o f ’er niets was
voorgevallen, by de aftrekkende Uy-
trechtenaars met eene volle vriend-
ichap vervoegde; en das gezamelyk
(6) het lyk , onder ’ t zingen van
pfälmen eh andere kerklyke lykzan-
gen, naar den Ryn voerden. Längs
welken het met een daartoe' vervaar-
digd fchip naar Uytrecht wierdt gebragt,
aldaar onder eenen grooten
toeloop der bedrukte ftedelingen ont-
fangen, en den volgenden dag in de
rsrsi
f i ) Armai Saxo ad arm. ioi o. Q uod_conerà ve-
nerabilis Abbatisfa ejus videlicet fiha lacratisuma ,
cum' capellanis & militibus respondit; in eodem
loco debet fepeliri, ubi vita prafenti a Deo per-
misfus est exui. _.. T _ T-.m
fa ) Alperz. ie diver fit. temp. Lib. I . cap. io. J. om
fubito ex uno latere collis officina quiedam five ca-
ib feu iusfu Dei igne correpea e s t , omnibusque ad
restinguendum ignem concurrentibus & omnino in
ea re occupacis, feretrum Trajeftenfes, in quo cor.,
pus viri Dei pofitum e s t, leviter levantes ad tiumcn
usque progrediebantur & pofitum in naviculam flu-
men tranure cceperunt, & quia navicula paucos capere
p o te ra t, e s teri quandui vadum permuerat,
deinde natatu, fequebantur.
• ¿3) Ibidem. At h i , qui ad fubmovendum ignem
concurrerant, cum non prius concilium eorum animadverterent,
quamvis brevisfimum fpatium ìnteres-
f e t , quo illi navicuiam ad aliud iittus’ fubducerent,
iiimtis armis, eòrum conata advertere parabant.
f a ) Armai. Saxo ad am. 1010. Prope e r a t , ut
armati ex utraque parte periculofisfime convenire,
& plures vita deberent carere, fed Domna Abbatisfa
fe in.medio,eorum proftravit, & pacem inter u-
los ad momentum impètravit. , '
, f t ) Albert, de dwcrtfit, ttmp. Lib. I. cap. io . Ibi
Abbatisfa, de qua prsefati fumus, pasfis mambus io-
loque proftrata, ne recedentes infequerentur , vix
Pr.(S) a £ nUSicque isti & illi cum fumma tran-
qtìillitate invicem conjunfti cum Pfahnis &
levisiimum onus Rhenum usque deportantes in na-
v im , ad hoc ibi paratam conftituerunt a n a je c -
tu’m pervenerunt.
Bisfchoplyke kerk, ter gedachtenis
van den Heyligen^i) Maarten aan
Gode toegewyd, op eene zeer pleg-
tige wyze begraaven.
Vervolgens wierdt, mids dit over-
lyden van Ansfrid, de beftiering van
de daardoor opengevalle Bisichoply-
ke kerk, door den tegenwoordigen
Keyzer Henrik., volgens het toen
nog (2) in zwang zynde gebruyk,
aan eenen (3) Adelbold, die te
voore nog maar Priester zynde te
Luyk (4 ) gewoondhadt, door het
hem ter hand ftellen van den Bis-
ichoplyken ring en ftaf opgedraagen :
zoo om dat die, (5) Hofraad des
Keyzers zynde, thans by dien Vorst
in zeer (6 ) hoog aanzien was, als
wel voornaamlyk om dat hy niet min
bequaam tot het voeren van de (7 )
pen, dan de wapenen, en gevolg-
lyk in ftaat geoordeeld wierdt, om
de hem aldus aanbetrouwde landen,
Zoo die nogmaals door de Noordman-
nen mogten worden aangetast, naar
vereysch te zullen können befcher-
men.
C i) Alpert. dedvoerjit; temp.Lib. I I . cap. 16. Cum-
que in li ecus exponerecur,. çqncurfu pppuli magnis
oblarionibus hónorabatur , & fequenci die in éccle-
fia, San&i Martini, ubi ipfe federn Episcopalem hab
eba t, religiofe fepeiitur.
(2 ) Amai. Saxo ad ann. 1004. Rex Heinricus
B a c ü l o Arnulfi præfulis clerura & populura cum
reddenda fummo judici ratione T a g i n o n i venerando
patri C O M M I S I T , E T EIJM IN C A T H E -
d r a m E p i s c o p a l e m i p s e c o n s t i t u â t .
Idem , ad ann. 10Q9. Rex pafcha celebravic in
Civjtate Augusta. Ibi cum elezione omnium præ-
fentium p a s t o r a l e m c u r a m M e r s b u r g
e n s i s e c c l e s i æ in I I I feria post Pafcha
c u m B á c u l o , T h i e t m a r o d ed it, &c.
(3 ) Ibidem, ad ann. 1010. Huic ( Ansfrido) Adel-
boldùs fùccesiìt.
Lamb. Scbafnab. Cbron. ad ann. ioiói- Ansfridus ,
Trajefténfis Épiscopùs.obiit, cui Adelboldus fiiceesfit.
(4 ) Lobienfium Abbatum Gesta fol. 744; Scripfit
fubiua &*Adelboldi perfona Leodienfis clerici, postea
vero Ultrajeftenfis Episcopi.
( 5 ) Hedoe Hift. fol. 107. Adelboldo etenim viro
nobili & P r o c o n s u l a r i m a g n æ a p ü d H e n r
i cuivi Imperatorem auétoritads in locum bead
Anfridi X I X Episcopo fuffefto.
(<5) Sigeb. Glemblac. Cbron. ad ann. 1004. Gerardus
GameracenfisEpiscopus & A d e l b o l d u s ( pos-
iea) Ultrajeñenfis Episcopus , M a g n i in ecclefia
& IN P A L A T I O H A B E N T U R .
En zekerlyk dat dees nieuwe Bis-
ichop de Uytrechtfche kerke geens-
zins van het voeren der wapenen
vervreemd was, wordt bevestigd
door het deel, ’t gene hy ftraks in
den oorlog nam, welke onder zyn
Bisdom tusfchen den voorgemelden
Wigman den V I. Graaf van Hame-
land, en des zelfs Zustere Gemaal
Baldrik, tegenwoordig Graaf van
Kleef, ontftondt. De oude en door
ons hiervoorgemelde Godefrid ,
Voogdvan Gelderland, welke Va-
derlyke Oom van den tweeden en
Schoonvader van den eerften was,
hadt weynig tyds naa ’t vertrek der
Noordmannen uyt de Thielerwaard,
te gelyk met ( 8 ) het hem reeds lästig
geworden leeven die hooge bedie-
ning afgelegd : doch welk bewind
door den tegenwoordigen Keyzer
Henrik aan des zelfs achtergelaaten
(9) .Zoon Wittekind, zoo om des
zelfs Vaders hooge geboorte en onge-
meene dapperheyd als andere fteeds
betoonde Sequaamheden , is opgedraagen
; onaangezien de (10 ) Zoon
van
( 7 ) Alpert. de diverfit. temp. Lib. I I . cap. a, A.
delbóldi. Episcopi, qui celebri fama omnium nôstræ
ætàtis fapienti'siimus :& Latiali lingua longé Facun-
disfimus & maximi vir ingenii est habitus , âuxilia
fibi adfei vi t.
(8) Ibidem, cap. i . Postquam præfe&i Godefri-
di & item Wigmanni res in amicitiæ foedus con vénérant,
eamque rem utrique imposterum fatis fibi
præfidii ' futuram exjstimarent , præfedt.us morituri
(9) Ibidem. Filioque fuo propter probi tatem pa-
tris &• fummam confilii diligentiam , qua femper vig
u it, PRÆFECTUR A TRAD IT’U R. ■
' ( io ) Ibidem. Sed quia iners, nùlliusque confilii;
nulliusque pene valetùdinis erat , amicitiæ tamen
conv.entionem ; quam patri Wicmannus devoverat,
confulto ipfi confervare conftituic, fperans fi eum fibi
adjundlum haberet, facile fe fuorum omniumS o mmari
posfe. :E x eo tempore inter ipfum & Bal-
dricum fimultates nasçebantur, & cum neuter alte-
•rum fibi iùperiorem esfe pateretur; conventu tamen
fæpius inter fë fa é lo , fuspefta amicitia utebantur.
Sed res ilia conatui Wicmanni obftabat, quod ean-
dém copiam agròrum in Gallia , quam Baldericus ,
Don habuerat, quamvis & ipfe latos fines in Germania
teneret, & nihil quam quod cuin. uxore acce-
peràt, cis Rhenum haberet ; quod tarnen älterius
: eöpiis æquari non poterat. Unde quibusdam Gisrhenanis
familiaritace ad fe vin&is eis quid fui fit
confilii proponit.
R r r 2