68 G E R A R D V A N L O O N S
ftuk met de ten hove vericheene Her-
togen en Graaven waaren veelvuldig,
en de middelen ter beveyliginge der
( i ) Zeekusten , volgens de aldaar
genomene beiluyten, iedert nog by
de hand gevat, niet minder.
Naa ’t eyndigen van dien Land-
dag Lodewyk zieh iedert met de jagt
te ( 2) Kompiegne hebbende verlus-
tigd, gaf te Attigni aan de Gezan-
ten van den Jutlandichen Koning
Horich wederom gehoor; welken
. by die gelegenheyd den Keyzer be-
kend maakten hoe hun Meester, uyt
( l ) boogachtinge voor den zelven, de
voornaamfte uytvoerders van de laatst in
Hollandgedaane invallen, en welken de
op de zee geleede febipbreuk ontkomen
waaren, niet alleen badt laaten gevan-
gen zetten, maar met de doodftrajjen,
en dierbalve siu ook verzogt, dat aan
hem'de Hi’iezen en Abodrieten , welken
onder Heriold ( /¡.J den voorbeen
reeds gemaakten vreede zoo reukeloos,
verbrooken badden , moglen werden
overgeleverd: doch welk verzoek, als
ilrekkendetot kleynachtingedes Key-
Zers , diensvolgens ook als ( j ) on-
billyk wierdt van de hand gewee-
zen.
^39- Deeze ichriklyke in Holland onder-
gaane verwoesting wierdt iedert van
het verlchynen eener (6) zeldzaame
Staartilarre in het teken van de Maagd
verzeld, ter plaatie daar die met de
( 1 ) Amai. Bertin. ad ann. 838. Habitoque convenni
fidelium, copiofus circa maritima apparatus distribu-
tus est. .
(2 ) Ibidem. In Verno, Compendio ceterisque cir-
cümjacentibus locis venationi congruis llativa habuit.
(3 ) Ibidem. Ubi etiam m is i Horich venientes,
pyratarum in nostros fines dudum irruentium maxi-
mos a fe , ob Imperatoris fidelitatem, captos, atqüe
interfici jusfos retulerunt, petentes infuper i b i diari
.Frifiones, atque Abodritos.
I Q Zie bier voore I I . Deel fol. 56.
( 5 ) Amai. Bertin. ad ann. 838. Cujus petitio quanto
Imperatori indecens five incongrua vifa e s t,' tanto
vilius fpreta & pro nihilo dutta est.
(6 ) Astronom. Annui, ad ann. 839. Hoc anno circa
festum Paschatis dirum iemper ac triste portentum
Cometa in figno Virginis apparuic, in ea parte, qua
voeten Zoo de ilaart van de flang als
de Raaf nadert. Zulks, mids zy te-
gen de gewoonte der andere dwaal-
itarren niet alleen haaren loop naar’t
Oosten ilrekte, maar in vyfentwin-
tig dagen het teken van den Leeuw,
de Kreef en Tweelingen doorloopen-
de, eyndelyk in ’t hoofd van den
Stier onder de voeten van den Wa-
geman haare totnogtoe uytgeichoo-
tene vuuritraalen eensilags afley, dit
de oplettenheyd veeler nieuwsgieri-
gaards niet weynig bezig hieldt, ja
ze lf den Keyzer, mids die een bemin-
naar der Sterrekunde zynde, deeze
ook eerst gezien hadt, aanzettende
om zekeren Starrekundigen, wiens
ichriften w y nu Zoo menigmaal
hebben aangehaald, by zieh te ont-
bieden, om, wegens zoo zeldzaam
verichyniel, ’t gene veelen als eene
voorzegging van der Vorsten dood,
o f Oorlogen ofzwaare Watervloeden
aanzagen, des zelfs gedachten te innen
.E
n hoewel het belachgelyk is, aan
deeze onbezielde lighaamen eenige
voorzeggende kracht toe te ichry ven,
Zoo kwam de alstoen in het thans ge-
naamde Holland woonende volken
nog voor het eynde des zelven jaars
geen kleyn onheyl uyt de Zee op den
hals. Want den (7 ) tweeden Kers-
dag,alsmen het Feest van den eer-
iten Christenbloedgetuygen den Diaken
pedes ejus caudam Serpentis Comunque contin-
gunt : quod cum non more errantium feptem fyde-
rum orientem verfus peteret, per X X V . dies (mi-
rqm diótu ) & Leonis & Cancri nec non Gemino-
rum tranfiens figna, tandem in Capite Tauri fub Auriga;
pedes igneum globum vibrarumqùe prolixita-
tem, quas usquequaque porrexerat, depofuit ; quod
cum Imperator talium fludiofisiimus primus, ut tune
conftitit, confpexisfet, antequam quieti fe d a re t,
me, qui hsec fcripil, & qui hujus rei feientiam habere
tune credebar, accitum percontari i lu d u i tq u id
de hoc cometa mihi videretur.
(7 ) Annal. Bertin. ad ann. 839. Praeterea die fepti-
mo Kalendas Janiiarii, die videlicet pasfionis beati
Stephani protomartyris, tanta inundatio contra mo-
rem maritimorum aestuum per totam pene Frifiam
occupavit.
«
ken Steven alom in de kerke vierde,
verhief zieh een ongemeene florm-
wind, door welken de zee tot in haare
afgronden beroerd, vreeslyk aan
’t woeden iloeg,eh haarehemelhoog-
gaande baaren de wyde monden der
zieh in de zee ontlastende ilroomen
inrollende dus den afvloed itremde;
zulks de binneftroomen , door de
daardoor veroorzaakte zwelling, alle
boorden, kanten en oevers zoo on-
gemeen overichreedden, dat ’er een
oneyndig getal van huyzen en (r)
boslchen omvergefpoeld wierdt , en
niet alleen verlcheydene duyzenden
van ’t, vee, ’t gene zieh in de laa-
ge landen onthieldt, : .elendig om-
kwamen , maar , wel : tweeduyzend-
vyfhondcrdzevenendertig (2) men-'
ichen , door de gevsreldige kracht van
het over het jand ihoomende,water,
verdronken waaren.
Door welken aldus ontflaanenRorm
voorts nog geene kleyne verande-,
ring, 1 in opzigte | van den zieh t.ot-
nogtoe by Katwyk in zee ontlast
hebbende Ryniprank, is voorgevallen :
want, dewyl de oude Romeyniche
historiiehryvers al in hunnen tyd ge-
tuygen, dat die, hoewel voorheen
de (3) inelfle van afvloed , iedert
te c t § & & 1 É ^ ¿tgfc o iW i k g gt a s
- CO J- a Leidis Cbron. Lib. V . cap. 30. C i r c a
annos Dominicje incarnationis. oftingentos, quadra-
g in ta , . . . . Signum mirabile apparuit in ecelo.'
Stellas enim vifai funt undique tanquam ex alto
Horizontis mari, profluere circa poli cardinem om-
nes fere.invicem inter fe concurrere. Quod prodi-
gium fecutte funt tristes calamitates, aeris videlicet
maxima intempqries, crebri ventorum intolerabiles
turbines, fluminaque terminos longe fuos ultra foli-
tum transgredientia, quali qusedam Cataclysmi imago.
Nam Rhenus, qui per Dorestadum,Trajeftum,
Leyden & C atw y ck , in occiduo mari fluere folitus
era t, propter nimiam maris exuberantiam, ficut
quondam Jordanis, fic modo Rhenus, converfus est
retrorfum ita , quod in Hollandia & Batua homines
6c jumenta, in maxima quantitate, fuffocati, mifera-
biliter perierunt. Ärbores & Sylvae in eisdem locis
propter falfedinem aquae marine, quae violenter a
Catwyc furfum influxit, eadem procellofa ventorum
tempestate areotes, quali unanimiter conruerunt.
(2 ) Annal. Bertin. ad ann. 839. E t ömnia qu$-
cumque in v o lv e ra t, tarn homines quam animalia e x tern
& d om o s .ab fum p fe r it, quorum: numerus dili-
Z I Deel.
het graaven der gragten zoo van Dru-
fus als van Corbulo, reeds zoodaanig
in ichaarsheyd van water ten tyde van
Civilis was toegenoomen, dat deeze
ryniprank al genoegzaam zonder
water (4 ) was, zoo dra maar door
den zelven de doorDrufus gemaakte
Rynsdyk in de Betuwe was door-
geftooken, zoo was deeze ichaars-
heyd- iedert nog merkelyk vermeer-
derd; dewyl des zelfs afvlietend op-
perwater, by het dagelyks dieper worden
dier nieuwe afleydingen , zieh
ook overvloediger zoo in de Maas
als Zuyderzee ontlastte. Zulks,
mids dit aldus ongemeen verminderen
vari ’t water., de afvloed nog
meerd.er vertraagd, en dus door het
meerren meer zinken van de afge-
voerde kley , ter oorzaake de ilroom
de kracht niet meer hadt van de.zel-
ve in de Zee te voeren , eyndelyk
een, voet gegeeven is ^ dat. de düs
dagelyks by Katwyk ondieper. geworden
Rynskil, thans eyndelyk door
het by deezen ilorm aan ’t gaan geraakt
zynde zund voor’t meeste gedeelte is
verftopt ( j j geworden. En waarom,
mids deeze verflopping niet in eens
door het veriluyvend duynzand, ge-
lyk men gemeenlyk voorgeeft, maar
vooraf
gentisfime: com p reh en fu s, duorum millium quadi-in-
gentoTum triginta feptem : relatus est. ■
(3 ) Tacit. Annal. Lib. I I .: cap. 7. Nam Rhenus
uno alveo continuus * aut módicas infidas circum-
veniens, apud principium agri Batavi velut in .duos
amnes dividitur: fervatque nomen & v i o l e n t i a m
CURSUS , QUA GER.MANI AM- PRASVEHITUR ,
DONE C OCE ANO MISC’E ATU R ; AD . GALLICAM
r i p a u latio r & p l a c e d CO R adfluens v er fo c o g nomento
V a h a l e m accolse dicunt.
(4 ) Tacit. Hiß. Lib. V . cap. 19, Quin 6c diruit
molem a Drufo Germanico faftam R h e n u m q u e
prono alveo in Galliam ruentem, disjeftis quse mo-
rabantur, effudit. Sic veluti abafto .amne t e n u i s
A L V E U S INS ULAM I N TE R GERMANOSQUE,
continentium terrarum fpeciem. f e c e r a t .
(5 ) J- a Leidis Cbron. Lib. V". cap. 30. Obltru&o
itaque antiquo Rheni fluminis meatu, lcopuli in Cat-:
w y e ubi Rhenus flu x it, reintegrati fu n t, quod fic
antiquum illud Castrum , quod dicebatur Britanni-
cum, in idiomateTeutonico d i e b u r c h t e B r i t t
e n , in marinis fluftibus, ut in praifenti cernitur,
est defertum.
s
^