ge Graaflchappen befionden, men
dierhalve de Graaflchappen Amuy-
de, ( i) T e x e l, (2) Westfiinge, dat
is het thans genaamde Noordhol-
land, Kenmerland, Maasland, Teys-
terband, (3) Hameland, de Betuwe,
Loene, Bodelograave, Holland en
Vlaardinge telde. Welk Iaatile 00k
wel als een (4 ) Markgraaflchap in de
oude fchriften genoemd wordt ; mids
het aan de Oostzyde der Maaze legr
gende, die de twee ryken nu van-
eenlcheydde,gevoIgIyk eenGRENSr
dat is MARKgraafichap , volgens
deeze verdeeling, geworden was :
en waarom Keyzer Karel 00k zyne
ilaaten onder zyne drie Zoonen ver-
deeld hebbende de zelven wel flresng-
Iykverboodt, dat de een des anders
( j ) M a r k e n , dat is G r e n z e n -,
niet zoude hebben te ontrusten. Het
is 00k om de zelfde rede, mids de
Ryn aan den anderen kant de fchey-
ding tusíchén het ryk van Lotharis
en zynen anderen Broeder Lodewyk
maakte, dat zeker eyland gelegen in
de Zuyderzee, längs welke zieh die
flroom in de groote Noordzee ont-
last, thans te tyd nog het eyland
hæc audiens oppido tristatus es t, ■ promittensque el
d ü o d e c im & amplius Comitatus fe daturum, li
hoc dimitteret, & in fua militia perfeveraret. Id esc,
D ü c a t u m .
( 1 ) Jli. Stoke fol. 18. vs 19.
<©it tctljt tDiUett toi Dnt ijem coemt
3» die ^aeffcïjap / die men duri ttoemt
Utnijem / fâepek en jffônerilnnt.
(2 ) Diplom. Henr. IV . in Hedce Hift. fol. 129.
Comitatutn ûmnem in W e s t f l i n g e & circa oras
Rheni, quem Thepdoricus Cornes habuit.
C3) K . Kolyn vs 450.
05p 55odeloden grade gelage.
Hedtz Hift. fol. 107. Qui Comitatui, ut
Bodegravé ac Zwadammerdam vici funt.
(4 ) Hem. Contrat. Cbron. ad arm. 104(5.
M a r k e , dat is g r e n s e y l a n d
genaamd is.
Deeze nieuwe rykslcheyding ge-
volglyk wederzyds zynde goedge-
keurd en (6) beeedigd, keerde Lotharis
weer te rüg naar Italie, en gaf zyn
Vader aan het Deensch Gezantichap
gehoor, ’ t gene thans met eenen vry
grooteren luyster dan voorheen door
den Jutlandichen Koning Horik aan
hem was afgezonden. Want het be-
ftondt niet alleen uyt den eerilen
gunileling, maär den eygen (7 )
Neef van dien Noordichen Vorst;
welken , onder ’t aanbieden van zeer
heerlyke geichenken , zeer ernilig
verzogten dat de vreede tusfeben de
twee ryken, om de läatst beßhreevene
vyandlykheden in het thans genaamde
Holland en Zeeland voorgevallen ,niet
mögt verbrooken 8 maar integen±
deel, door het aangaan van een nieder
verbond, nog meer bevestigd worden.
De K eyzer, nu zwak van lighaam
en des niets meer dan het handhaaven
van de rust zoekende, ontfong
hen met vreugde, beichonk de
Jutlaiidiche Afgezanten 00k van zynen
quuds diebus navali expeditione in Phladirtin-
gam, fretum trajiciens, pagum quemdam, quem
Theodericus M a r c h i o fibi ufurpaverat, ab eo
eripuit.
(5 ) Charta divif. Imp. Caroli M. cap. i . Ut pullus
eorum fratris fui términos, vel regni limites invadere,
prasfumat, ñeque frandulènter ingredi ad conturban-
dum regnum ejus vel M a r c a s minuendas.
(6 ) Armai. Bertin. ad aim. 839. Sacramentisque
multifariam a Lothario fusceptis, eum in Italiani
redire permifit.
(7 ) Ibidem. Direxit & Órieus misfos ad Imperato-
rem,qiiendairi'vidélicet , cujus conciliis prte cunótis
>i nunc fidere, & omnia agere videbatur & cum eo Nepo-
tem fuum muñera gentilitiá deferentes1, pacis amici-
Subfe- tisque arétius itabiliusquc gratia confirmando.
nen(i)kant,en zondt niet alleen ver-
icheydene welgemoedigde Hertogen
naar Vriesland,om eenige ichuldigen,
over welken z y , wegens vericheyde-
ne bedreeve vyandlykheden3, klachtig
gevallen waaren, voorbeeldlyk ilraf-
fende hen aldus recht te doen erlangen
, maar ze lf eenige Gezanten
iiaar de grenzen van Deenemarke.
Welken aldaar het geluk hadden van
denen onverbreekèly k geächten vreede,
onder plegtige (2) eedzwee-
ringe, te fluyten.
Aldus niet min de rust onder zyne
Zoonen , dan in het achtervolgen
^ van den pays met de Deenen, zoo
veel in zyn vermoogen was, voorzien
hebbende, is dees goedaardtige
Vorst den achtienden van (3) Zo-
mermaand des jaars achthonderdveer-
tig in een voor (4 ) hem op een
eyland vervaardigd verblyf by Ments
overleeden. Onder de verfcheydene
geldftukken van deezen K ey ze r,
welken by (5) de liefhebberen nog
in vry groot getal gevonden worden,
is dit volgende, ’t gene door
den Heer Frans van Mieris bezeten
wordt, geen van de minften en onze
byzondere opmerking wel waar-
dig ; mids het in de meermaal-
gemelde Bad Duurflede , waar-
ichynlyk eer die verwoest wierdt,
gemùnt is.
De voorzyde is met ’s Keyzers kopftuk, en dat weer met eenen vorstlyken lauwer-
krans verlierd, door welken het gevoelen van dengeleerden Coringius wederlegd wordt,
van dat naamelyk federt Konftantyn, de volgende Keyzers geene lauwerkranien, maar
die van paarlen of edel gelleente gemaakt waaren, zouden hebben gedraagen. Het rand-
ichrift is dusdaanig:
H L U D O U V I C U S IM P e r a r o*R A U G u s t ü s . .
L O D E J V r K , D O O R L U C H T 1 G KE T Z ER.
Mids
( 1 ) Annal. Bert, ad ann. 839. Quibushilariter fusceptis
atque muneratis, quia propter quædam incommoda
fuper Frifionibus querebantur, Duces ftrenui
destinati funt, qui tempore conftituto illis de omnibus
justitiam adimplerent.
(2 ) Ibidem. Sed & legati Imperatoris ad Gorich
pacis grada d ire tti, ieceptis Sacramentis indisfolu-
bilem pepigerunt.
(3 ) Annal. Fuld. ad ann. 840. Imperator..............
prope Ingilenheim delatus, morbo invalescente,
X I I . Calend. Julii diem ultimum claufit.
C4) Astron. Annal. ad änn. 842. Coepit namque
ab eo tempore fastidio tabescere, & naufeanti ito-
macho cibum potumque interdicere , crebris
fuspiriis urgeri, lingultibus quati, atque omni-
no viribus destitui: Natura enim fuis deferta
comitibus , necesfe est v ifta fatiscat. Quod
cernens jusfit fibi parari habitacula sestiva expe-
ditionalia in infula quadam contigua Moguntiacs
c iv ita ti, ibique viribus defertus le&ulo fefe com-
miteit.
(5 ) L e Blanc Monn, de Franc, pag. 110.