■zelfde Graaf Wigman té leen en wy
in eygendom in het gewest Urk en bet
landfcbap Salo hadden, in watzaaken dat
■ zulks, ook zoude moogen beßaan, als lyfey-
genen van beyden de kunne, gebouwen,
landen bebouwden onbebouwd, feem-
den, wegen, bosfchen, wateren, water-
loopen, uyt- en ingangen reeds bekamen
, ofnog te bekomen. Hier by nog
■alle het gene de .voorgenoemde Graaf in
. ’/ Graaffchap -Nardingerland te leen en
■wyln eygendom tot deezen dag toe gehabt
hebben... H'oorts nog alles, ,tzy
■van-landen eh zaaken den. Breukeyfcber
in ’’t Graaffchap Hameland toebehoorende
, van alle het welke wy het gebruyk en
de vrye bezitting aan de vergadering
van bet vóorgemelde klooster overgegeeven,
gegund, en gelast hebben, dat de
A b t dis van dat klooster voorfbaan vrye
magt bebbe van. bet te bezitten ; te ver-
handelen, en alles wat ben lust, den
broederen en zusteren daarmeè te doen
■vryßaa. En op dat dit bevel van ons
gezag vast en beftandig blyve, hebben
wy deezen brief doen : opftellen en met
het indrukfel van onzen ring doen ver-
flerken. -Welken wy met onze eyge
band hier ander hebben geßerkt.
Teken van den Heer Otto dengroo-
ten, onverwinlykßen en Door-
luchtigen Keyzer.
Poppo Kanfellier in deplaats van Hubert
den Aartskanfellier. Gegeeven den
negenentwintigßen van Zomermaand,
, la e o ^ 0 & & & st o e o ii* g* c* o o o c* e &
quicquid itidem in Comitatu Hamalant, rerum fuit
ac priediorum ad fiscum pertinentium, hörum omnium
ufum ac posfesfionem liberam collegio monas-
terii ante nominati contulimus, concesfimus, confti-
tuimus , ut Abbatisfa ejus monasterii liberam dein-
ceps habeat potesratem posfidendi, disponendi, &
quicquid fibi collibitum fuerit, hoc , moao in fratres
& forores fit, inde faciendi. Et ut hoc nostrseauc-
toritatis przeceptum firmum ac Habile permaneat,
hanc chàrtam confcribi, & annuii -nostri Impressone
finari jusfim’us. Quam & propria' manu fubtus
fimavimus.
Signum domini Ottonis magni & invi&isfimilm-
. peratoris Augusti.
Poppo Cancellarius ad vicem Huberti Archicapel-
jani. ' Data I I I . Kal. Julii, annodominic« incarnain
,t jaar der menscbwordinge des Heeren
968, de ix indiElie, in ’t^S- jaar
des ryks' van den Plcer Otto, -. en het
7- des Keyzerryks. Gedaante Piza.
Niemand verwondere zieh, dat dee-
ze zoo zonderlinge gift gedaan is op
’t verzoek van. Dirk Aartsbisfchop
van Mets,mids dieeensdeels deZoon
van (1.) Amalrada des Keyzers Moe-
derlyke Moeije,' andersdeels de
Oudoom Zoo van deezen Wigman
den V. ilichter der Eltifche Abtdye,
als van des zelfs Broeder Dirk tegen-
woordig Graaf van Holland was; Ge-
lyk uyt de hiervoor bygebragte gellachttafel
(2) der Wigmannen met den
eerilen opilag des oogsisafte meeten.
Deeze gift heb ik hier te liever willen
inlasfen, midsdiedegrondflag geweest
is,- volgens welken alle die goedereh
uyt het Huys der Wigmannen thans
aan die Abtdy,en van de zelve voor een
gedeelte weder met het Graaffchap van
Holland,in den Perfbori vanFlorents
den V , als uyt het Hamelandfche huys
afftammende, naamaals vereenigd zyn.
Dit jaar is nog aanmerkenswaar-
dig door(3) de dood vätf 'de overou-
de Koninginne Maehteld , moeder
des tegenwoordigen Keyzers, welke,
naa verfcheydene kloosters geilicht
en , ledert het afilerven van
haaren Gemaal Koning Henrik, een
zeer voorbeeldlyk leeven geleyd te
hebben , dat den veertienden van
Lentionis
D C C C C. fexagefimo o fta v o , indi&iope. un-
decima, anno autem regni Domini Ottonis X X
tertio, Imperii vero V I I . Aftum Pistoriæ:
( 1 ) Vita Tbeod. Metenf Episç. cap. 1. Deoderi-^
cum, ex pago Saxoniæ Hamalânt oriundum, Comité
Everardo pâtre, & Amalrada matre j . . . ma-
trem nempe ejus feimus Mathildis reginæ fuisfq fo-
rorem, quæ ex Heinrico rege genuit Ottonen ma-
jorem.
(2 ) Zie de Gejlaçbtafel I I . Deel. .fol. 118.
(3 ) Annal. Sàxp. ad ann. 968. Post hoec Santta
Macntildis illustris regina pridie idüs Martii migra-j
v it ab hoc feculo, fepultaque est- coram altari Chris-;
ti præfiilis Servatiiquxta feniorem fuum regem Plein-,
ricum, quia quepi viventem dilexerat, huic fe,mor-
tuani conjuiigi, quandiu vixit femper imploravit. ;
Lentema'and .äfleyde en vervölgeiis
nevens haaren geroaal ,gelyk zy hem
in zyn leeven bemin4 hadt, zoo.ook
naa haare dood, i volgens, haare be-
■geerte., te Quidüngburg .begraaven.
Deeze dood imartte.ook niet- weynig
het tegeiiwoordigeGraaflyk huys van
Holland, mids ,zyde Overoudmoeije
vän-Graaf Dirki, en dusr. de band
was, längs welken die dentegenwoor-
digen Keyzer Otto in den-bloede
beilondt. i j | •
Welke zeeghaftige Key zpr , hoe-
9?°' wel hy zieh in het jaar negenhon-
derdzeventig als nog in Italic ophieldt,
echter op verzoek van den.hiervoor-
gemelden Graaf Wigman jzyne voo.r-
gaande. gifte^aan.des zelfs nieuw ge-r
1 lichte Abtdy van Elte gedaan, niet
weynig,. volgens deezen ( i) gift*.
brief, heeft. vermeerderd. :
In den naam .der II.eylige-.cn onver-
deelhiiAVP > .Driegenigbeyd,. Otto dpor
Gods gunßig zyn.de gemde. Keyzer der
Iiomeynen. \ ifH'y willen dat bet kenne-
lyk.zy hoe onze- in den Heer getrouwe
Graaf fKigman., tot hulpjniddel zyner
ziele % de Keyzerlyke Majesteyt. verzogt
heeft. dat bet ons hebaage door .on.zen be-
velbrief am de. ker.ke, ter cere'van den
Zaligmadker en J en , Heyligen bloedge-
tuygen Kitus. ingeivyd^ en gebotiwd op
den bergt die Elte genuamd is, midsgaders
aan de Godgewyde maagden,
welke Gode in de gemelde plaats God-
vmchtiglyk dienen, iet a f teßaan en
febenken. Aan . wiens verzoek wy om
de lie f de Gods onze. toeßemming hebben
gegeeven, en des aan de kerß van den.
Zaligmaaker en den bloedgetuygen Sint
Vitus op den gemelden berg Elte, ge-
bouwd, gelyk ook aan de aldaar God-,
dienende Nonnen die ervenisfe, welke.
Wigman z e lf daaraan gegeeven hadt,
door deezen brief van ons bevel gegund
en -gefchonken. , dat is., de landwooningen.
Heitre., en. Fernoe, en Koorthuy.zcn , en
‘Embrik, en Hamma, en Lyemarfche,
en, Rynbaren en Redecbem .en. Rin-
gdrt, en Grefe,en.Hojßa, enThumna.
Eiende , Leyda , Kornes Tbuyly
Neest, Nacbelt., en alles wat in deeze
vier Graaffchappen te w.eeten: Hernes/
a , Fomelga , . Mermo, Teurne,
■Miditge de voor gemelde. Graaf W ig man
bezit o f van ons aan hem gegeeven
is;, en al het gene aan. de gemelde om-
•heynde buyzen beboordt, met.de kerk-
rechten.-, gebouwen. , . lyfeygenen en be-
■botiwde en onbebouwde.landen, Velden,
akkers , > beemden , l weijen.,. I bosfchen,
watOren., waterloopen, molens, mole-
gronden, visferyen, jagten,. reeds bekamen,
ofnog te, bekomen, wegen en on-
wegen HM ep; uytgangen, .tilbaare en
ontilbaare zciaken, en alle het aanhoorende
f i ) Ant. Mattb. Analelt. tom. V I pag. 43. In nomi-
ric^au&te ,& individpa?;trinitatis Othö divina faven«
te clementia, Romanorum Imperator. Notum esfe
volumus , quod pro animae fu® remedio . Wichmam
nus-Comes: in dòmino fidelis noster ImperialiMajes-
tati fupplicavit ( u t ) per nostri prscepti paginam
ad ecclefiam indiónorem Salvatoris & S. .Viti martyris ’
cónfecratam in monte,q u i dicitur Altinä.,. cohilrucr
tarn , &;San.ftimoniaHbus in.eodem loco devote fa-
mulantibus concedere atque donare dignaremur.
Cujus petitioni propter. divinum amorem àsfenfum
pr®bemus ad ecclefiam Salvatoris & S. Viti Marty-
ris in pr®di6ló monte Altina conflru&am, .& Sanc-
timonialibus in eodem loco.Deo famulantibus ipfam
hsreditatem, quam Wichmannus ipfe donavit , per
paginam nòstri prs.cepti coneedimus, ätque" donar
mus, id::est, Curtem- Heitre j & Fernoe , & Vort-
huyfen, & Embrick, & Hamma , & Lyemerfehe , &
Rynharen, 6c Redichem, & Ringart, 6c Grefe’, 6e
Hoffla , - .»Thumna , X iendle ,• Leyda , T o r v e s ,
T h u ly , Ne st, N a ch e lt, & quæcunque in his quatuor
Gömitätibus, fcilicet -Hernesfa, Fomelga ^Merin
o , Tuerne , Midage, prædiftus Comes Wichman.
nus habere, videbatur , five a nobis illi datum fuisfet,
& omnia, quæ, prædiftis ; videntur < pertinere curti-
bus, cum eccleiiis, ædjficiis.j mancipiis, terrisque,
cultisf.&:incültis,. agris, campis, pascuis * pratis,
filv is , aquis, aquarum .decurfibus, molendinis, mo-
lendinorumqué • locis f piscationibus, venationibus,
quæfitis & exquirendis, viis & in y iis , exitibus & redi-,
tibus, mobilibus & immobilibus rebus omnibusque
p e r tin en ts , & adjäcentiis, • quæ d ici, ve! nominari
posfuiii, jure legitimeque pertinentibus, ut jam præ-
diximus ad præfatam ecclefiam Salvatoris & S. Viti
Martyris in prædiûo monte Aitine ædificatam, &
SanÌlimonialibus in eodem loco Deo devotisfime famulantibus,
quätenus melius illas deleftet omni ^tempore
pro nobis atque Habilitate regni nostri miferi-
cordiam dòmini attendus exorare? E t ut hæc au-
thoritas concesfionis nostræ atque donationis fìrmior
" p habea: