itad in Apulié verhinderd ( i ) wierdt,
’ t gene hy nu federt vier jaar herwaart
met de uyterfte hardnekkigheyd ach-
tervolgd hadt.
Dierhalve befloot des zelfs Oom
Karel de KaaleKoning van Vrankryk,
mids deeze belemmeringzynsNeefs,
en dat ook Lodewyk Koning van
Duytschland te Regensburg zeer ge-
vaarlyk (2) krank lag, zieh van het
naastgelege (3) Lotteringiche ryk
meestertemaaken; als tothetwelke hy
thans de handen ruym, en in het zel-
ve daarenboven, mids hem die landen
eertyds door zynen Vader in
zy ne jeugd voor zyn ryksaandeel eens
gegeeven waaren, alsnog zeer veele
aanhangeren hadt. Op wier aanhou-
dend verzoek Koning Karel dan met
den uyterften fpoed te Verdun ver-
feheen, alwaar zeer veele voornaa-
mè hoofdvazalen van dien oord, naar
’ t voorbeeld des Bisfehops zoo van
die had als van Toul,hem voorhun-
nen Vorst erkenden en voorts van
daar naar Mets verzelden, mids des
zelfs Bisfehop, even gelyk ook die
van Tongeren, zieh reeds voor hem
verklaard hadden. Met deeze en
andere zoo Geestlyke als Werreldly-
1 0 8 3 8 a o s a 6 a a à~ ì i à ~ ò SVVWa fe a ' t ' r t
C i) Leo Ostienfis Lib. I. cap. 36. Ludowicus Ba-
rim contendens quacuor illam annis obledit.
g C2) Annal. Fuld. ad ann. 869. Hludovicus rex
apud Radasbonam Bojoari® civitacem gravi detineba-
tur infirmitate, ita ut medici ilium lanitatem recuperare
posfe desperarent.
(3 ) Annal. Bertin. ad ann. 8<5p. Carolus (mortem
lAtbarii') apud Silvanettis Civitatem degens . . . .
non incerto comperiens ■ nuncio , ab ipfa civitate
movens , Attiniacum venit. Ubi a quibusdam Epis-
c o p is , fed & ab aliquibus primoribus’ regni quondam
Lotharii misfos diredtos fuscepit, ut ibi refide-
r e t , & in regpum, quod Lotharii fuerat, non in-
traret, donee frater-fuus Ludoicus rex Germaniae ab
expeditione hostili de Winedis, cum quibus prae-
fenti & preterito anno faepe cominus lui congre-
dientes, aut nihil aut parum utilitatis egerunt, fed
'damnum maximum retulerunt, reverteretur. Petie-
runt ergo ut in Palatio Ingiliheim refidens ad eum
misibs fuos dirigeret & ei mandaret ubi & quando
fimul con v en ien t, & de regni ipfius divifione trac-
tarent. Plures autem faniori coniilio illi mandave-
runt, ut quantocius commode posiet usque Mettis
properare fatageret, & ipfi tam in itinere quam ad
ipfam civitatem ei occurrere maturarent. Quorum
confiliura Carolus acceptabilius & falubrius esfe inke
van alom toegevloeide aanhangeren
wierdt dan eene zeer groote (4)
vergadering te Mets gehouden , in
welke de Bisichop dier itad het woord
voerde, en door de geileepenheyd,
Zyner tonge het zoo ver bragt,, dat
alle de aldaar vergaderde Geestlyken
en Werreldlyken den Franichen K o ning
voor Vorst van het Lottering(che
ryk erkenden. Vervolgens Karel
hebbende by eeden beloofd, dat hy
het vo/k volgens hunne wetten beßuu-
ren, en de Geestlykheyd by hdare vry-
heden handhaven zoude, wierdt hy on-
derde toejuyging der aldaar vergaderde
menigte tot ( J ) Koning , ten
overitaan van zeven Bisichoppen ,
gezalfd.
Naaulyks was deeze plegtigheyd
verricht o f de gekroonde Vorst ver-
trok van Mets naar (6 ) A k en , om
bezit van des zelfs Vorstlyk paleys ,
als zynde de hoofdzetel van’t Lotteringiche
r y k , te neemen, en Zette-
de in die ftad aangeland zoo aldaar als
in de andere oorden des ryks van
( 7 ) hunne waardigheden alle die gèneri
af, welken, ingevolge deezer
voorgevalle krooninge , hem wey-
gerden voor hunnen Vorst te erkennen.
S 8 8 . 3 S 3 .8 3 .8 .3 S 3 3 8 3 8 3 3 S
telligens, juxta eorum fuggestionem agere festina-
vit. Veniens ergo usque Viridunum, plurimos de
eodem regno, fed & Hatonem ipfius Civitatis Epis-
copum , & Arnulphum Tullenfis ,urbis Episcopum
fibi fe commendantes fuscepit. Indeque Mettis Nonas
Septembris veniens, Adventium ipfius Civitatis
prsefulem, & Franconem .Tungrenfem Episcopum,
cum multis aliis in fua commendatione fuscepit. Sic-
que V. idus ipfius menfis ab Episcopis , qui adfue-
runt, coeuntibus omnibus,in bafilica beati Stephani
hsec quie fequuntur denunciata & gesta fuere hoc
modo &c.
C4) Vide Concilium Metenfe apud Labbeum tom. V III.
fol. 1532. &c.
C5 ) Annal. Fuldenf. ad ann. 8,6p* Qui ( Carolus y
etiam pravorum ulus confilio in urbe Mettenfi diadema
capiti fuo ab illius civitatis Episcopo. imponi
& fe Imperatorem & Augustum quali duo regna pos-
fesfurus appellare prsecepit.
Có) Annal. Saxo ad ann.' 870. Inde Aquisgrani
palatium ingresfus est , ubi multo plures ad eum
confluxerunt.
C7) Annoi. Fuld. ad ann. 8<5p. Carolus rex . . .
regnum Hlücharii invafit & fecundum libitum fuum
dilpofujt, atque ad le de eodem regno venire nolen-
te s , publicis privatisque rebus privavit.
nen. Op deeze wyze het getal zy ner
aanhangeren dagelyks meer en
meer vergrootende, verfeheen hy in
870. den aanvang des volgenden jaars op
■ het Vorstlyke hofte Nieumeege ( i ),
om ook alle de daar rondom zynde
Geestlyke en Werreldlyke vazalen
voor zieh te doen verklaaren. En ze-
kerlyk hier verbondt zieh Karel met
den hiervoor verjaagden Noordman
Roruk, zulks ik den zelven gis, uyt
krachte deezer verbindtenisfè, in de
Hertoglyke bedieninge van het thans
genaamde Holland herfteid te zyn:
mids men hem federt aldaar, even als
te voore het hoog gebied zal zien
voeren. Dit voorbeeld is ook ze-
kerlyk door den tegenwoordigen kerk-
voogd van Uytrecht naagevolgd; ter
oorzaake men van deezen (2 ) Koning
, behalven het eerfle muntftuk,
’t gene te Nieumeege gemaakt is,
nog de twee volgende geldftukken,
itaande deeze bezitneeming van Lot-
teringe , in die Bisfchoplyke ftadge-
munt vindt.
Op de vopriyde van het eerlte leest men rondom ’sKonings gewoonlyk merkteken,
beftaande uyt de zamengekoppelde letteren van Karels naam, ait randfchrift :
G R A T I A D e I RE X.
D O O R G O D S G E N A D E K O N I N G .
De tegenzyde is met een kruys, binnen dit randfchrift, beftempeld:
H N O V I O M a g u M.
N I E U ME E GE.
Dit tweede, ’t gene de zelfde voorzyde lieefc,is op de tegenzyde rondom een kruys
met dit randfchrift beftempeld :
I N T R I J E C T O P O R T O .
I N D E H A V E N T E U T T R E C H T .
Zyn-
. Franc.cap.24. A n n oD C C C L X X . gum palatium, peirexic, quemflbi fcedere copulavit.
lnueadKorici Norfmanni colloquium apud Novioma* (2 ) Le Blanc Monn. dc Franc, pas. 130,
I I . Deil. B b