Met dit befcheyd dan trokken de
Vrieiche Gezariten naar hun land te
rüg, alwaar de gemelde Gerolf met
geene mindere verwonderinge dan
leedweezen gewaar wierdt, hoe Godefrid
zieh van zyn Graafichap,
ftaande dit voor hem ondernome ( i )
gezantichap, hadt meester gemaakt;
zulks hy zieh de gehoorzaamheyd
van zynen (2) eedbreekenden Hör-
tog onttrok * en zyne twee minderjaa-
rige Zoonen Walger en Dirk by zyner
Gemaalinne Zuster Anna ( 3) in
Vrankryk eh allerhande Ghristelyke
en riddermaatige deugden immiddels
•liet opvoeden j ter oorzaake hy de
groote omkeering van zaaken te.ge-
moetzag, met welke niet alleen het
hem ontnomene Graafichap maar
00k het geheele Hertogdom ge-
dreygd wierdt.
Ondertusfchen wierdt door den
Keyzer, welke wel bevroedde dat’er,
om de ongenaakbaafheyd (4 ) des
lands, met openbaar geweld tegen
den afgevallen Godefrid niet uyt te
rechten was, de hiervoor een-en an-
dermaal gemelde Graaf Henrik, als
Zynde een man niet min flaatkundig
dan ervaare -in krygszaaken, gelyk
nog laatstlyk door het ingeilooten
houden der Noordmannen te Doesbürg
nogmaals gebleeken was, met
Zeer gewigtige bevelen aan den Hol-
landfchen Hertog ten fpoedigfte (y)
afgevaardigd, om te verhinderen, dat
Godefrid,1 met zyne reeds op den
Ryn gereed leggende vloot en ben-
den, niet euvels op de daarrondom
gelegene landen ondernam.
Dees Afgezant alvoore zieh by
Godefrid te voegen, zondt ondertuC
fchen aan eenigen (6) zyner lyftrou-
wanten , van wier trouwe en be-
quaamheyd hy verzekerd was , in
het geheym bevel, om längs Neder-
zaxenland met eenige hunner ervaaren•
ß e Soldaaten , niet in ■een lighaam,
maar'vaneengeßcheyden ,en 00k, zoo veel
doenlykwas, in ß ilte op zekeren afge-
fproken dag de Betuwe te naderen;
alwaar de zamenkomst ftondt gehou-
den te worden. Dit gefchiedde, en
nam Graaf Henrik, in ’t döorreyzen
van Kolen, des zelfs Bisichop (7 )
Willibert met zieh, als zynde een
man zeer achtbaar doör zynen hoo-
gen oude/dom, om dus te meer alle
gedachten aan Godefrid te benee-
men, dat hy iet euvels tegen den zelven
in den zin hadt.
Niet zoodra hadt Godefrid de aan-
komst deezer twee Keyzerlyke afgezant
en verilaan, o f hy begaf zieh
naar
( 1 ) K. Kolyn vs 316.
q^ie ’em fant Ijiet «©utefriet
antier iniel bettetet
*t i^oettfe bolcft met 5tne Ijoebe/ ..
I£oc nij öncc abé ma$ te mocöc
jfeacij een pber pgoeben male.
(2 ) Ibidem vs 321.
i©at Ijilp in of beele tale
31 ßins 3b $óten abe.
(3 ) Ibidem vs 352^ •
Öinber ab i tmee bp-namen
Siberie eit îtëalger yanten
5©epbe‘ jotige 3onbet tibe
<£nbe onbequame t i fltibe
Mí irren jR&oubereaf 3 unteren Stifte
&amefe to fi onber t í ftanben
<enb& leerbefe Htetíftpn5ebe
«£nto rtbberlpííe 3ebeit.
(4 ) Regin. Cbron. ad ann. 885. Imperator, cum
Henrico viro prudentisfimo, altieri confilio pertrac-
ta t, quo ingenio hostem , quem in regni extremi-
tatibus introduxérat, extinguere posfet, & feiens loca
inaccesfibilia exercitui, propter diverfarum aqua-
rum innumeros decurfus, & impenetrabiles paludes,
magis id arte quam ex virtute experiri ftatuit.,
> 5 ) Ibidem. Post h x c , Henricum ad eundem vi-
rum. mittit. .
(6 ) Ibidem. Qui fuis Satellitibus fecreto imperai ,
ut per Saxoniam properantes , non agmine fa tto ,
fed fparfim fibi. occurrerent, loco & d ie , quo eis
edixit.
( 7 ) Ibidem. Ut fraus, quse ftruebatur, occultare-
tu r , cum eo Willibertum venerabilem Episcopum
Colonias Agrippinas. « . . Ipfe cum paucis Coloniam
venit & asfumpto cum prasfato Episcopo mox in
Batuam profickcitur.
■naar (f.) Herespik, eene plaats toen
gelegen op de punt der Betuwe, daar
de Ryn zieh in tween fcheydt en alwaar
federt Schenkenichans gebouwd
is. In de eerfte zamenkomst, die op
dat eyland gehouden wierdt, deedt
jeder op ’t naadruklykst zyn beklag,
doch voor het fcheyden der v.erga-
deringe en-eer de twee Keyzerlyke
Afgezanten , mids het vallen van
den avond ', weer; te rüg over den
-Ryn, maar hun verblyfkeerden, g’a-
ven zy aan Godefrid echter eenige
hoope dal de zweevende gefchillen in
.eene nader byeenkomst zouden können
worden, bygelegd : zulks. men onder-
ling beiloot die den volgenden dag te
•hervatten.
Immiddels deedt Henrik de mees-
ten der voorheen. derwaart öntböo-
dene hoplüyden des nachts over den
¡Ryn in eie Betuwe trekken, en-Zieh
in de kreupelbosichen, die het digf-
Re by de vergaderplaats waaren, met
hunne manichap, verfchüylen: mids-
gaders door den Bisichop de Herto-
ginne (2) Gizela by'zich in des'Zelfs
verblyf noodigen, in den ichyii orh
over het bevestigen van deningevaär
zynden vreede te handelen. Dit alles
aldus beiteld hebbende, en ziende
de gemelde Gizela, volgens het ge-
daan verzoek, den Kerkvoogd in
( 1 ) Regin. Cbron. ad ann. 885. Godefridus audito
eorum adventu, illis obviàm procèdit ad locum , qui
dicitur Herispich, in quo Rheni fluenta & W a l uno
fe alveo refplvunt, & ab invicem longius receden-
te's Bàtuam ' Provinciam fuo gurgite cingunt. Hanc
infulam ingredientes Episcopus & Comes, multa a
Godefrido audiunt, multa ex parte Imperatòria respondent:
dies ad occafum vergi tu r , foliito colloquio
in fui a exçedunt, hospida repetunt, in crastinum re-
verfuri.
(2 y Ibidem. Heinricus Episcopum hortatur, ut die
fubfequéhti Gislam, uxorém Godefridi, extra infu-
lam e v o c a r e te am q u e ad pacis iludium revocare
fatageret, interim ipfe cum Godefrido caufam
Ebcrhardi Comitis agitaret, cui rerum pósfésfio ab
co violenter diripiebatur.
(3 ) J- db Eckbart. de reb. Francie. Orient, tom. I I .
/ol. 680.' Heni'icus fub vesperàm Archiepiscopo aiicdes
Zelfs verblyf te bezoeken; ver-
trok hy , met achterlaatinge van den
zelven , en onder geleyde van de
óverigen zyner hoplieden , midsga-
ders in gezelichap van Everard Graaf
(3) van Hameland, 'naar de voorige
vergaderplaats , ter oorzaake hy den
zelven, tot het wel uytvoeren van
zyn waare voorneémen, het be-
quaamil oordeelde • zoo om des
zelfs meermaal betoonde dapperheyd
als om den ongemeenen haat, dien
de zelve tegen de Noordmanrien in
’t by zonder hadt opgevat, wegens
z y hem te Nieumeege gevangen
hebbendé, toen niet alleen zeer groote
(4 ) geldiòmmen voor des zelfs
verlosiìnge afgeperst, maar federt
nog, by ’t inneemen van Deventer,
des zelfs onderhoorig Graafichap Ha-
meland verWoest, en dus een- en an-
dermaal aan den zelven zeer groote
íchaade toégebragt hadden.
Invöege , zoodra Godefrid verZeld
van zyne lyfwacht ter beftemde plaatfe
was aangeland, ,de gemelde Everhard
(want die was nu van Henriks voornee-
men ten voile onderrëeht,) volgens
den aan hem (5) gegeeven last , de
daarop aangévange zamenipraak flraks
’ beftondt af te breeken, en op eene forfè
wyze te betuygert dat hy, eer men
in 't handelén verderging± uyt den naam
des
¥ 5 P a s e a
tor e s t , ut die feqüenti Gifelani, uxorem Godefri-
di ex infula ad fe ipvitaret, pacisque ftùdium illi
commendàret. Ipfe interini E v e r h a r d u m , C 0-
m i t e m H a m e l a n d i æ , cujus bona'Godefridus
diripuerat, exci tât, ut de injuria; fibi fatta coram
omnibus quereretur , & fatisfattiònem postularet.
(4 ) Regin. Cbron. ad ann. 801. In qua congresfio-
ne captuS est adverfarids1 Eberhardus Saxo, filius
Meginardi Comitis & captivus dùcitùr, quoad pos-
tea Mater Enesfe, magno predo d a to, incolumem
recepii.
(5 ) Ibidem ad ann. 885. Deinde perfuadet eidem
Eberhardo, ut de injusdtia, quam patiebatur, in
medio adfurgens fe proclamaret. E t cum a ferocis
& barbara gends, homine durius & contuméliofius
verbum fibi eSfet prolatum absqué mora evaginato
gladio, eum fummo annifu in capite pereu dt, ante-;
quam a terra eievari posfet.-