1071
door dehulpe Van Keyzer Henrik den
IV. in ’t bezit der hem ontnomene
Vlaamfche ftaaten te helpen. Tot
dat eynde dan fchreef hy eenen zeer
wydluchtigen brief (1) aan dien Keyzer,
hem op ’t naadruklykfl: ophit-
zende, om, naa eyndigen van den
thans onderhanden zynden kryg , met
acbterßellinge aller andere rykszaaken,
zyne zeeghaftige wapeneh tegen Rob-
bert te wenden, ja betuygde z e lf in alle
zulke plaatfen, welken by hem tot dat
eynde betekenen zou , te willen komen,
om gezaamelyk , tot inteugeling van
Robberts gevaarlyk gewordene magt,
de noodige maatregelen te beraamen.
Zulks Henrik, Zoo op dit ernstig
lchryven van den Koning van Engeland,
als uyt eyge ftaatsbelang, tot
het regelen dier gewigtige rykszaaken,
zieh in ’ t volgende jaar naar
Kolen vervoegde; alwaar hy het
Paafchfeest vierde, even gelyk weer
Robbert,om des Keyzers tegen hem
opgevat ongenoegen te doen bedaa-
ren, (Iraks eenige Gezanten, en onder
die (2) eenen Balduin Klooster-
graaf der Abtdye van Sint Maarten
te Doornik, derwaart afvaardigde,
om den aangelanden Henrik van zyne
onderdaanigheyd en trouw te verze-
keren, welke hy den zelven, wegens
de van het ryk te leen gehoudene landen,
verichuld was. Dan als die nu
Kolen naderden, ontmoette hen eene
zeer achtbaare doch geheel onbekend
Zynde vrouw, die de Gezanten naar
de oorzaak hunner komste met veel
naadruks vraagde, en, ziende de zelven
on willig om deswege eenige opening
te geeven, vervolgens betuygde
dat bet haar bekend was, hoe zy
Afgezanten van Robbert, Graaf van
P'laandre, en door hem aan den Keyzer
gezonden waaren, en dier halve hen
moest bekend maaken, dat hun Mees-
ter ,■ zyn Zoon en Kleynzoon bet ver-
overd P'laandre wel in ruß zpuden be-
houden, doch de laatße zonder naa-
komelingßchap overly den, en dus de
bezitting van Pdaandre aan eenen
Iieenfchen P r ins ,.(3 ) fiondt over te
gaan,
( 1 ) Udalrici Babenberg. Codex Epifi. 185. Heinrico
Imperator! IV . Dei gracia Rex Anglorum intimo iuo
dileftionem & veram amicitiam. De prosperitate
atque deliberatione tua icias me gaudere, & de ad-
verficate, quod abfit, fieuc temetipfum dolere. Au-
divi a legads meis atque tuis & Duce Bohemienfi
te in exercitum iturum fuper inimicos tuös ad pre-
fens. Gaudeo plane, quia multos tecum ituros de
fidelibus tuis audivi, ita quod facillime potöris eos
devincere Deo äuxiliante. Modo fuggero pruden-
tias tuae, fi hoc Deus annuerit, quod adimplere pos-
iis , quod videlicet de exercitu nullo modo dimittas
in hoc anno five per bellum, five per placicum ,
quod ad honorem tuüm pertineat, ad finem quin
perducas. Quod fi protelaveris, fcio re vera maximum
impedimentum tibi fore futuro anno ad hoc
perficiendum, & quando, Deo adjuvante ad unguem
perduxeris, nullum negotium incipias hujusmodi donee
fuper Rodbertum exercitum tuum dirigas , &
ego & tu fimul loquamur & habilem locum invenia-
miis. Vale in Domino & bene agas in le culo , pros-
pera utriufque vitae percipias commoda & quiequid
exoptatur in amicitia.
(2 } Narr at. reftaur. Abbat. Sti. Mart. Turon. cap.
13. Robertus autem ftatim legatos ad Henricum
■ Imperatorem direxit rogans u t, fi necesfe esfet fibi
adjutor exifteret. Ex his legatis fuit unus Baldui-
nus Advocatus Tornacenfis, qui postea Monachus
fuit Domini Anfelmi Cantuarienfis Archiepifcopi ,
quique retulit, quod dum Coloniie propinquasfent,
obviaverunt cuidam matrons honeihe & ignota;, a
qua requifiti qui ejfent, unde venirent, quo tenderent,
cum nollent éi rem, ficuc erac relevare; fcio inquit,
vos ejje legatos Roberti Flandrenfis Comitis-, qui
juramentum , quod,patri fuo pro germano fiio fecerat
pratergrejfus, filiumejus interfecit, f p terrain ejus irt-
vafit; vos quoque nunc ad Imperatorem Henricum propter
obtinendam gratiam & amicitiam dirigiti Sciatis ita-
que vos prosperum iter 0 gratiam Ccefaris babituros ,
ipfumque Robertum cum filio fuo Flandriam pacifice pos-
J'esJ'urum, fed nepotem fuum, qui ex filio Jiio genitus
fuerit, fine prole moriturum: cui fuccedet quidem pulcber
juvenis de Dacia veniens, qui tamen & ipfe fine prole
moriètur: pofi quern duo alii de Flandrìa contendente al-
terque eorum alterum interficiet, 6? vi£tor Flandriam
obtmebit, ipfiusque beredes Flandriam posfidebunt, uf-
que ad tempus Anti-Cbrifii. Hasc ego adhuc parvu-
fus a prelato Balduino Tornacenfi Advotato, qui
unus ex legatis fuerac, narrari audivi , nunc aucem
jam in fenium vergens vera esfe propriis oculis, fi-
cut dixerat, conipicio.
(3 ) §È fa r ti Cbron. , Sti. Bertini cap. 33. part. 3.
His ita gestis Frifo pro confcederacionc nuncios ad
Imperatorem Henricum mific quibus eiegans domina
prope Coloniam obvians, quo tenderent petiit, &
ciim dicere nollent, ait: Scio fluod nuntii Frifonis
éstis ad Imperatorem pro confeederatìone quam li-
benter fufcipiet: Sed Frifo perjurus eft, & ideo fi-
lius filii fui herede cariturus eft, & juvenis dc Dacia
terram habebit, quo etiam fine herede mortuo,
van Kolen, Verdun,.Bamberg, Ka^
meryk , Vercelli, Sedan en Uytrecht,
ter oorzaake de groote vooripoed
van Robbert den Vries äan den laathen
thans niet min dan de andereGebuur-
vorsten gevaarlyk geworden, en aan
den zelven daardoor genoegzaam alle
hoope benomen was van ooit in ’ t
bezit van die landen en kerken te zullen
geraaken, welken aan dien Uy-
trechtichen Kerkvoogd by de twee
hier voor bygebragte gunstbrieven
door den Keyzer geichonken waaren.
Dit een en ander voorbeeld wierdt
00k door de Graavinne Richild, ver-
zeld van haaren ontgoeden (3) Zoon
Balduin, zelve naagevolgd, op hoope
van door de tüsichenkomfte van
deeze en andere te Luyk aangelan-
de Werreldlyke en Geestlyke Groo-
ten des Keyzers krachtdaadige be-
icherming, tegen haaren zeegepraa-
lenden Zwager Robbert, te erlangen.
T o t bereyking van dit bedoelde
vervoegden zieh niet alleen Rudolf oogmerk, lief zy ' geene middelen
Hertog van Duytschland en W e lf onbeproefd, des weetende in hoe
Hertog van Beijere, maar 00k de nieu- blaakende gunst de tegenwoordige
weaangeftelde Hertog Godefrid der- Luykiche Bisfchop Theoduin thans
waart;Welke om zynen hoogenrug by den Keyzer jflondt, boodt ( 4)
de bultenaar gebynaamd, en in dit Zy, zoo om de veelvermöogende
jaar door Keyzer Henrik, mids vooripraak van dien Kerkvoogd by
het overlyden (2) van zynen Vader den Keyzer, als om van dien Bisen
naamgenood, tot die hooge Her- fchop zelf de haar noodig zynde gel-
toglyke bedieninge Van Lotteringe den,tot het.op de been breiigen van
gevorderd wasy desgelyks zoo ver- een nieuw leger, te bekomen, haar
jcheenen 00k aldaar de Bisfchoppen Graaßfchap• en ßot Berge, m\dsgaders
zeer.
duo unus Oriehtalis & alter Occidentalis prö comi*
tatù difeeptabunt, fed Ófientalis obtinebit, cujus
posteri ufque ad antichristum in. terre Domiiiio du-
rabunt. Hæc dixit & difparuit, quæ numquam ante
vel poâtea fuit ibidem v ifa, & licet ignöretur
quæ fuit ip fa,'d e ejus tarnen diftis quædam vifa
funt, & de futuris novit Altiflimus;
( 1 ) Lamb. . Scbafnab. Cbron. ad ann. 1071. Pafcha
.(Henricus Rèx ) Coloniæ celebravit , . . . exafta for
lennitace pafchali L e o d i u m abiit.
(2 ) Ibidem ad ann. 1070; Dux Lo'tharingorum ,
Godefridus, .omnibus pene terris magnitudini fua-
rum reriim gestarum compertus & cognitus obiit, &
Vèrduhis fepultüs eft: Gui filius éjiià , Godefridus ^
fuecesfit , preftantis, quidem animi adolescéns , fea
gibboflis-I *
’(3 ) Ibidem ad ann. 1971- Filius Bàlduini , cum
deinceps parutn fpei in armis Francorum poneret ’,
asfumpta Matrè fua, ad Regem Teutonicorum, Henricum
, Leòdii (u t prediftum e ft) tum temporis
pofitum, venie, opemque ejus adverfus Patrui vip-
fentiam fupplex imploravit.
(4) Ibidem. Atque ut magis cum fibi obnoxium
face re t, Gomitàtum Raginheri quondam Comitis,
cum caftéllo munitisfimo, Mons nomine, quse fei-
licet predia- mater èjus a priore marito fu o , dotis
nomine -acceperat, Sanfto Lamperto tradidir.
gaan, ter ßraffe vän dat Robbert tegen
den eed, dien hy aan zynen F~ader te
Audenaarde gedaan hadt, zyns Broe-
ders Zoonett van het hen toebehoord
hebbende F'laandre ,beroofd hadt. Wat
00k van deeze enmeer andere door
haargedaane voorzeggingen z y , dit is
zeker dat die meest allen naamaals haare
vervulling gehad hebben, en door
den bovengemelden Afgezant Balduin
aan den Schryver, die dit in zy-
nen ouderdom te boek fielt, in des
zelfs jeugd mondelings verhaald zyn.
De Keyzer dan, ontfing de hem
te gemoet gezondene Afgezanten
niet alleen beleefdlyk, maar vleyde
die zelfs met de hoope van eenen
goeden uytflag, als van zin zynde
die gewigtige zaak op de door hem.
te Luyk befchreeve vergaderinge
naar vereysch te zullen onderzoeken.
En zekerlyk op de kort daarop ge-
volgde aankomst des Keyzers en van
des zelfs Gemaalinne ( i ) in die flad,