G E R A R D V A N L O O N S
bekénd maaken, dat hy ben niet al-
leen in burine voorheen verkreegene
ivaardigheden bevestigde ,maar daaren-
boven van zin was die genen, welken
hem tot bet zelve de behulpzaame band
ßonden te leenen, met nieuwe : weldaa-
den op te hoopen. En beva! dierhal-
ve aan alle de Ryksgraaven, dat zy
aan ’t hoofd bunner onderhoorige in de
wapenen geruhte, Landzaaten_% ander
bet beleyd der over ben geßelde Hertogenzi
eh tenfpoedigße by hem-hadden
te‘ voegen onder _ bedreyginge van dat
de zidken, welken hierin naalaatig,
waaren, aanßonds inet de dood, gelyk
hy hen hadt laaten bekend maaken,
anderen teri voorbeeld zouden geßraft
worden.
Ingevolge van deeze en diergely-
ke beloften wist Lotharis den onttroon-
den Jutlanichen Koning Heriold, on-
aangezien des zelfs voorheen in Vries-
land bekome Hertogdom aan de
Noordzydé des Ryns en des onder
het ( i ) ryksaandeel van Koning Lode-,
wyk lag,tegen de trouw, die hy uyt
dien hoofde aan den zelven verichuld
was, voor zieh te doèn verklaaren,
met het Hertogdom, ’t gene de over-
leede Vorst hem voorheen te Ments
tot eene pillegaave geicjjonken hadt,
door het toevoegeij van nog ( 2 )
eenige landen , welken dé Jaarboe-
ken van ( 3 ) Sint Bertin Gaula Cru-
|g s e ü e
( 1 ) Zie bier voor bet I I . Deel fol.
(2 ) P. Daniel Hift. de Franc, toin. I I . pag. 17.
De plus Louis le Débonnaire avoit donné a Heriolte,
Roy d’une partie des Normands, un Ducbé dans la Fri-
Je. Lotbaire le gagna, & le fit déclarer pour luy en
ajoutant encore quelque Territoire à fon Ducbé , 6? eros-
f it par là fon armée de quelques troupes de Normands.
(3 ) Annal. Bertin. ad ann. 841. Herioldo, qui
cum ceteris Danorum. maritimis incommoda tancq
lui Caufa ad Patris. .injuriam invexerat, Gaula Crufa-
l i a , quæ vicina lo c o , hujus meriti grada in bene*
ficium contulit.
(4 ) Ibidem. Dignum fane omni detestatione faci-
nus, u t , qui mala Christianis intulerànt , iidem
Christianorum terris & populis Christique ecclefìis •
præferrentur : ut perfecutores fidei Christianæ Domini
Christianorum existèrent, & dæmonum Çultori-
bus Christiani populi defervirent.
falia noemen, tot geene kleyne er-
gernis der oude Christene inwoon-
ders, te vergrooten. Dewyl die,
aanmerkende de ichriklyke verwoes-
tingen door de Noordmannen in het
thans, genaamde Holland en andere
aan zee gelegene Vrieiche gewesten
over eenige jaaren aangerecht, ter
oorzaake de zelven aan de verjaagde
Jutlandiche Vorflen ten verblyf en
om dat ryk uyt de zelven by alle ge-
legenheden te ontrusten, gegeeven
waaren, dierhalve deeze nog meer-
der uytbreyding van gebied in dien
oord, over de van ouds geweest zyn-
de Christenen, aan zulke volken ten
hoogite (4) mispreezen; welken nog
onlangs het. wierooksvat voor hunne
afgoden gezwaaid, en, ligt meer uyt
ftaatsbelange dan uyt eene zuyvere
overtuyging van hun gewisie, het
Christengeloof aanvaard hadden.
Desonaangezien zag Lotharis ( j ) „
door deeze en andere by de hand ge- ^ ‘
vatte middelen het getal zyner aan-
hangeren eerlang zoodaanig ver-
meerderd, dat zyne tvyee jongere
Broeders niet zonder rede deswege
ten hoogite bekommerd waaren.
Zulks zoo wel Lodewyk als KareJ
op het naadruklykite hem tot het afc
leggen der wapenen aanmaanden;
ja de laatite zelfs door zyne aan hem
afgevaardigde Gezanten (6 ) , en onder
(5 ) Nitbardi Hijl. Lib. I V . fol. 105. Lodh^rius
Nortmannos ciiula fubfidii introduxerat, partemque
Christiahorum illis fubdiderat, quibus etiam, ut ce-
teros Christianos depriedar.ent, licentiam dabat.
(6 ) Nitbard. Hift. Lib. I I . fol. p i. Per idem tem-
pus, Karolus Bituricas ad Placitum quo Pippinum
fui juraverant venturum, venerat, ad quod quidem,
ex omnibus nuntio recepto, misfos, videlicet Nit-
hardum & Adeigarium, ae legit, & uti ocius valuit,
ad Lodharium direxit, mandans ac deprecans, ut
memor lit facramentorum, qute inter fe juraverant,
& fervet quae inter illos Pater ilatuerat: infuper
etiam fraternae filiolique condition is meminerit. Ha-
beret fua l ib i , & quod illi pater fuo confenfu con-
cesferat, absque conflidtu ullo habere permittat.;
promittens fi hoc facere t, f i d e l e iji fe illi & s u n.
j e c t u m fore velle ita 'u t p r im o g e n i t o f r a _
t r i e s s e o p o r t e r e t , - Infuper( etiam quic:
' % quid
A L O U D E H O L L A N D S C H E H IS T O R I . 79
der w e lk en de ( ch r y v e r , die dit te
b o e k fteltj g e v o n d en w ie r d t , met
Veele ted e rh e yd a an bo od t, van,byal-
dien hy ieder het hem te beurt gevalle
ryksaandeel liet bebouden, dan van
hem als zynen Oudfien Broeder, onaan-
gezien ban Hader hen zyn ryksaandeel
omfbangelyk gegecven hadt, dat
echter, vo/gens den voet by de eerße
ryksverdeelìng beraamd, tbans afhan-
gelyk te willen houden.
Dan Lotharis, welke, naar maate
4 ‘ van de meerderheyd zyner krachten,
zieh thans ook met de hoope vleyde,1
van alley eerlang te zullen vermeeste-
ren, wees deeze en andere Broeder-
■ lyke aanmaaningen van de hand : zulks
het ontftaaneryksgeichil niet dan door
het waagen van eenen veldilag kon
beflecht worden. Dees viel eynde-
lyk den vyfentwintigften van Zomer-
maand te ( i ) Fontenay voor, en by
den zelven , naa ?er wederzydsch
zeer hardnekkig. gevochtenp en des
ook zeer veel menfchénbloed ver-
gooten was , aan den halstarrigen
Lotharis een volllaage ( 2 ) Nederlaag
, te beurt.
Gelyk de Zeegepraalende Broeders,
zoodra zy de oyerwinning ze-
ker zagen, ilraks het verder (3)
e s s a o & & gt § ct g & & &
quid hattenus in ilium deliquerat, pollicitus est fe ex
corde remittere, deprecatus ne amplius fuos follicitet:
ne regnum libi a Deo commisfum perturbet, ceder,
rent undique paci atque concordia:, & hoc fe fua
fuorumque' e x parte ratum videre àc per hoc con-
. leivare velie mandavit. Quod li alter hoc ita esfe
non crederet, quociinque véllet modo, e x his illuni
certum fe efficere promilit.
(1 y S . Florentii Salmurienfis breve Cbron. ad ann. 841.
Praelium fattura est inter fratres apud F o n t a n e -
TUM.
(2 ) Nitbardi Hift.Lib. I I ; fol. 97. Cumque utrumque;
adesiet, praelium fuperRiuidam Burgundionum , magno,
certamine committunt ; & Ludhuvicus quidem ac Lod-
harius in lo c o , qui Brittas dicitur, itrenue conili-'
gunt. Qiio fuperatus Lodharius , terga vertit. Pars
autem exercitus, qùàm Karolus in lo c o , qui Fagit
-vulgo d ic i tu r e x c e p i t , protinus fugit. Pars v e ro ,
quae in Solennat Adnelaraum ceterosque quibus haud
modicum fupplementum , domino auxiliante p r e -
b u i , appetiit, ftrenue conflixit; quo & utrique vicerun
t. Sed novisfime omnes a parte Lotharii fu-
gerunt.
doodilaan verbooden, zoo vlugtte
Lotharis naar Aken, herftelde flaande
de winter zyne gebrooke krachten,
en bragt met hulpe van den Hertog He- 3.
riold in’t volgende jaar een nieuw le g e r -----
teveldj ’t genehy onder het beleyd
van dien onttroonden Koning, en nog
twee andere Bevelhebbers achter de
Moezel deedtnèerilaan,om aan zyne
aannaderende ■ Broeders het komen
over dien ftroom te verhinderen.
Dan als de benden van (4) Heriold
zagen dat de tegen haar .opgetrok-
kene krygsmagten der twee andere
Vorsten, des niet tegenftaande
zieh in de byeen gebragte icheepen
wierpen, om den overtogt te waagen
3 begaaven z y zieh alom opde
vlugt; zulks Lotharis ze lf eerst naar
Aken, alwaar hy zynebygebleevene
aanhangers uyt Zyns Vaders aldaar
gevondeneichatten ryklyk befchonk,
en' voorts met eenige weynigen naar
de Roneweek.
Op zoo onverhoopte wyize en zon- -
der eenige bloedftortinge het weer
in ’t veld gebragte leger van Lotharis
verftrooid Zynde, begavén zieh Lodewyk
en Karel naar de door hun-
nen Broeder ontledigde flad (3) A-
ken, werwaart ook meest alle de
omge-
(3), Nitbardi Hift. L ib .I I I .fo l. 98. Quidam autem
& maxime reges miferantes fratris plebisque & ut ju-
dicio D e i , & hac plaga represfi ab iniqua cupidita-
te reiipiscerent, & , Deo donante, deinceps unani-
mes in vera justitia devenirent, piis visceribus, fo-
lito more, optabant. In quo negotio Dei mifericor-
dia ut praeftolaretur, fuadebant. Quibus ejetera mul-
titudo asfentientes a pràlio & prseda discesferunt, &
fere mediante d ie , ad castra redeunt.
(4 ) Ibidem fol. 103. Quod cum Otgarius Mogun-
tiae fedis Episcopus, Hatto Comes, h e r i o l d ü s
ceterique viderent, quos Lotharius ob hoc inibi re-
liquerat, ut illis tranfitum prohibuisfent, timore
perterriti litoré reliéto fugerunt. Lodharius quoque
ut fratres fuos Mofellam tranllsfe in Sinciaco
aid ic it, confestim & ipfe abire & regno & fede
non destìtit, donec le luper ripam Rodani cum pau-
c is , qui fe fequi deliberaverant, cteteris ora'isfis,
excepit.
(5 ) Ibidem Lib. IV . fol. 104. Usque Ludhwicus
& Karolus Lodharium a regno fuo abiàfe certis in-
diciis cognovere, Aquis palatium, quod tunc fedes
prima F ra n c ia e r a t , petentes, fèquenti vero did
V 2 quid