gevange vlugt der inwoonderen te
verhinderen.
Terwyl hy hiermede bezig was,
en de verbaasde landzaaten, nu door
bedrygingen, dan door gebeden.
Zoo veel maar in Zyn vermoogen was,
trachtte te doen ftal houden, hadden
de ingevalle Noordmannen met hunne
icheepen reeds (1) de haven van
Thiel bereykt. Zulks z y , de zey-
len laatende vallen en de ankers uyt-
we'rpen, zieh van de haifverläate
ftad, en alwaar z y geivolglyk geenen
merklyken tegenftand ontmoetteny
eerlang fneester maakten, en des by
die gelegenheyd rzeer veele leevens-
middelen en andere . goederen tot
buyt bekwamen , met welken zy*
ftraks hunne in de haven leggende-
icheepen. bevrachtten. Inimiddels.
00k op het klooster' van Sinte (2)'
Wálburg zynde aangevallen, ’t gene
eertyds door Walger Graaf van
Teystérband in die: ftad gefticht, en
voorts nog , Zoo door hem als zyne
Gemaaiin Alberade, met zeer dierbaa-
re kerkiieraaden begiftigd was, maakten
.zy zieh van het zelve meester,
b.eroofden het klooster, de kerk en
haare altaaren van alles, fleepten den
aldaar bekomen kerk- en klooster-
roof te icheep, en gaven eyndelyk
de aldus geheel uytgeplonderde ftad
aan het vuur ten beste ; te meer,
( r ) Alpert. de diverf. temp. Lib. cap. 8. Hostes
usque. T n y le veniences, vela depofuerunt & portimi
nullo refistente ingresfi, copiarti viftus magnani
repererunt, qua celeriter exporcata, vicum incendio
vastaverunt.
(2 ) Ibidem. Monasterium quoque fan&ae Wal-
burg® irrumpentes , vestesqiie fan&as, a quodam
Comite Waltgero conilrudtore ipfius lo ci & fua
conjuge Domino digna Alberada ibidem collocatas,
auferentes, & altare fpoliato & prabterea quam plu-
rirnis rebus eccleiìàsticis èxportatis, ecclefiam qui-
dem incplumem relinquentes, ad clasfem fe reci-
piunt.
(3 ) Ibidem. Statimqne nunciis a praefefto in om-
liés partes dfmisfis, postero ¿lie fummo mane maxima
multitudo convenir, & q u iapraefeflius esercititi
mids, op de in der yl afgevaardigde
renbooden van Godefrid, eene onge-
looflyke menigte (3) -van de daar-
rondom woonende Landzaaten zich
eerst in de wapenen, en, met den
aanvang des volgenden dags, voorts
naar Thiel in vollen optogt begee-
ven hadden.
En dewyl de- Geldcriche Land-
voogd z e lf, mids zynen hoogen ou-
derdom en tegenwoordige zwakr
heyd, tot het voeren van het gebied
zich buy ten ftaat bevondt,. droeg hy
het bevel over de in de wapenen
verlcheene ingezeetenen zoo aan
zyns Breeders zoon Baldrik, 'Graaf
van Eleef, die met Adela, zuster van
den hovengemelden Graaf Wigman
den V I getróuwd was, ais 00k aan des
tegenwoordigen Bisichop van Uy-
trechts NeefUnroch, Graaf van (4 )
Teysterband op-, mids de laatfte,
ftaande de togt van Keyzer Otto deri
III. naar Italie, zeer ongemeene
blyken Zoo van zyne hooge krygs-
kunde als ongemeene dapperheyd ge-
geeven had't.
O p ’t gezigt deezer (5)' zoo vaar-
dig g.enoome maatregels zakten de
Noordmannen, metde uyterfte ipoed
en half vlugtende, met hunne met
buyt bevrachte icheepen den-ftroom
weder af, terwyl hen de gewapende
landslieden , onder ’t beleyd diettwee
& & g g e a g c ct £ ! 1 1 s e t
praeesfe non p oW a t , Balderico, de quo fupra dixi-
mus , itemque UnruochoComiti ftrenuo v ir o , qui
in exercitu tertii Ottonis.Imperatoris in Italia in re
militafi opinatisfimus habebatur, bellum committi-
tur.
(4 ) Ibidem , fol. 100. In Comitatu Unrochi Co-
mitis in pago Testerbant.
fUf -dty" $e diverf. temp. Lib. I. cap. 8- Nos tris
vifis celeri eorum ádventu hostes percerrici, naves
quam citius folventes recedebant, adeo ut fimi-
lis fugas recesfus vidéretur. Noscri infeqüentes¿& e x
utraque parte flúminis levibus prseliis faftis &
utrinque paucis aiit vulneratis auc occiiis. ne cupi-
ditate praedas a ripá longius hostes vagarentur, pro-
hibebant.