
C O N V A L L A R I A biFolia.
Tvieebladfg Dalkruid.
Hoogd. Zweyblattriges Mayblümchen.
Engehdt. Least Solomon’s Seal.
Noderd. Bijnaam. Eenbiad.
Bloeit in Mei. 2]..
HEXANDRIA MONOGYNIA. ZESMANNIGEN EENW1JVIGEN.
Natuur!. Rang volgens linn. xi. Sarmentoft, Rankachtigen.
Geslachts Kenmerken. Gorolla fex-fida. Zes-fpletige Bloemkrans. Bacca niaculofe,
tri locularis; gevlekte Be zie, met 3 hokjes. . ™ •.
Soortelijke K enmerken. Foliis cordatis, met hartvormige Bladen. Moribus tetran-
dris, viermannige Bloemen. . ..
Twee Bloemen met hare roodachtige Bloemjielen, dit altoos dan paren yereemgd z i jn ,
h i j a. Eene Bloem afzonderlijk, vergroot b ij b. D e Bloemkrans is maar 4-fpletig
en eenigzins omgebogen. Fruchtbeginfel en Stamper, hebbende een Stempel in 2ge-
fp le ten , b i j c Een vrucht-tak met gevlekte o f gefpikkelde Bezien, eer dezelve volkomen
rijp z i jn , b i j d. Eéne roede Bezie welke ten volle r ijp i s , e , zijnde maar
twee hokkig; één hokje met het zaad f Het zaad g. D e ze foort mist een derde
van de deden der vruchtmaking die b ij de gejlachts-kenmerken worden opgegeven.
D e Plant te voor/chijn komende, vertoont Jlechts een enkel blad: de Bloemfleng
opfchietende, ontdekt zich het tweede blad, dat aan het eerde gelijk is: beide Bladeren
z ijn met jierke ribben voorzien. Door de yoortkruipende wortelen is de plaats waar
eene Plan t is voort gekomen, fpoedig rondom met meerdere Planten bezet. E r zijn
dikwijls ja r en , dat z i j geene Beziën o f zeer fchaars voortbrengt. D e P lan t hoog J
tot fomwijlen i voet.
Vele Hoogduitjche Plantkundigen en onder anderen Roth7 » zijne Flora Germamca,
hèben voor deze foort een afzonderlijk gejlacht bepaald, waarvan de laatfie onder
den naam van Maianthemum de volgende gejlachts-kenmerken b e f t opgegeven:
vier deelt ge Bloemkrans, omgebogen Slippen, tweehokkige Bezie. Anderen hében
haar den geflachts-naam van Ünifolum, met bijna dezelfde kenmerken gegeven.
D i t gejlacht za l dan moeten geplaatst worden onder de Fiermamigen Eenwijvigen
van L iNi-leus. — Het voegt m ij n iet, m ij hier als regter optewerpen en te b ejlifen,
stitlk van de beide gevoelens het meest g eg rondfch ijnt, o f dat van hu n , welke met
L inn/eus bier van Jlechts eene foort der Convallaria; o f van anderen, die met
Roth er een afzonderlijk gejlacht van maken, onder den naam van Maianthemum
o f Unifolium. Ferre van m ij omtrent beide achtenswaardige partijen te verklaren,
vergenoeg ik m ij met te zeggen, dat het laatjle gevoelen rust op oude voorbeelden,
als die van J. Bauhinus, Boehmer, Buxbaum, Dillenius, Dodoneus,
R upp, Z inn, en van mijn beroemden Landgenoot Haller. Hét gezag van den
laatjlen is te minder te verwerpen, omdat men Hem veeleer h e f t verweten, van te
weinig dan te veel gejlachten bepaald te hebben. (F avrod.) •-
Verfcheidenheid. Schoon deze P la n t gewoonlijk maar 2 Bladen b e f t , is echter meermalen
iene verfcheidenheid met 3 Bladen aangelroffen door Favrod.
Groeiplaatsen. In Bosfchen en op bei'chadiiwde plaatfen..
In het Haagfche Bosch f . In Friesland bij het Oranjewoud en grt een Boschje hy
Donkerbroek. In het Cluving-Bosch in Drenthe. Bij Nimwegen, Ubbergen, Boedelhof,
■ Utlenpas en elders in de Bosfchen van Gelderland,
De Ferjcheidenhèid door F avrod gevonden in het Haagfche Bosch.
Huishoudelijk Gebruik. De Bijen azen op de Bloemen. (Reuss, Mattuschka;
Verder nuttig gebruik van deze Plant is mij niet bekend.