
L E O N T O D O N Taraxacum.
Gemeene Paardebloem,
Gew oonlijk. Taraxacum.
Hoogd, Gemeiner Löwenzahn, Pfaffenblatt.
Engelsch. Dandelion. Tr .
H edcrd. Bijnam en. Honds-Bloem, Papen-kruid, Papen-ftoelen, Kanker-Bloem,
Mol-lalade, Pis in !t Bed.
B lo eit April tot Junij; ook in den Herfst. .2
SYNGENESIA, fOLYGAMIA ^QUALIS. ZAMENTE LENDEN, GELIJKE VEELWIJVERIJ.
H a tu u rl. R ang volgens linn. xlix. Compufttee, Zamengeftelden.
G eslachts Kenmerken. Receptaculum nudum, naakt Ontvangbed. Calyx imbricatus
fquamis laxiusculis, K e lk beftaande u it eenigzins w ijde Schubjes, over elkander liggende. Pappus
plumofus, Z aa dp luis een pluim pje uitmakende. .
Soortelijke K enmerken. {V olgens Willdenow.) Calyce exteriore reflexo, met den
buitenden K e lk omgebogen. Scapo unifloro, èènbloemigen Steng. Foliis runcinatis, glabris, laci-
niis lanceolatis, dentatis j met gladde, fch a a fsm jze uitgefneden Bladen, welker Jlippen lancetvot -
m ig , fa fa | | £ en afzon d erlijk Bloempje met z ijn hntsw ijze Bloemblad b . van
achteren g ezien , zijn d e aldaar in de lengte in het midden geftreept, b ijc . D e ge*
heek Z a a d k u if, in het Neérduitsch van deze P la n t Stuiver genoemd, d. H e t Z a a d
heeft een zeer la n g gefleeld o f liever geflam d p lu is , *t geen n iet gepluim d, maar
flech ts eenvoudig ha rig is , zie b ij e. E en Z a a d zonder p lu is f D e fr o r te l g . *—
D e Steng is zonder bladen, die alleen u it den W ortel voortkomen. D e P la n t hoog
van twee duimen to t 2, voeten.
H e t is niet zonder grond, d at Haller, Roth en vele andere Plantkundigen deze
fo o r t van het gejlacht Leontodon afgefcheiden, en er een afzon d erlijk gtf-
fla c b t van gemaakt hebben, 9t geen door hun genoemd is -Taraxacum, waaraan z i j
de volgende gejlachts kenmerken hebben toegekend: „ H a a k t en bol ontvangbed; lang-
j, werpige K elk zelve gekelkd, gevormd door eene dubbele r ij van fchubben,1 waarvan
,, de buitenfle is omgebogen. H e t Zaadpluis gefleeld , gepluimd. D it gejlacht
v erfch ilt dan van dat van Leontodon, doordien 1. het ontvangbed van het la a tfle
p la t; 2 . de K elk n iet weder gekelkd , mqar gefchubd, en het Z aa dp luis niet dan
weinig o f geheel n iet gefleeld is . D it p lu is , *t geen op het eerfle g ezig t zeer een*
voudig fc h ijn t, bevindt men ongetwijfeld gepluim d te z ijn , wanneer men d it met een
fte r k vergrootglas onderzoekt. (F avrod.)
Verfcheidenheden. H a a r mate van jlan dp laats en onderfcheide gronden v erfch ilt deze P la n t
aanm erkelijk in grootte en gedaante. Op M uren en in het vroege voorjaar vindt
* men Bloemen bijna zonder eenigen S teng. V ooral verfchillen de B la d en : op
vochtige en zeer vruchtbare p la a tjsn z ijn de Bladen f omwijlen geheel g a a f zonder
inkerving in den rand; verder z ijn dezelve nu breeder dan f m a ller, en fom tijd s zeer
fijn ingefneden, it geen vooral op fch ra le zand* en duin*gronden p laats heeft. ’ D e
flip p en z ijn ook nu eens zonder tanden,. dan eens met zeer lange tanden a ls haren.
G roeiplaatsen. In alle foorten van gronden en op onderfcheiden ftandplaatfen zeer
algemeen over het geheele Koningrijk. -
Kracht en Geneesk. Gebruik. De geheele Plant wordt als oploslende, vochten
verdunnende, en verpoppingen ontbindende, in een waterig afkookfel met het grootfte
nut gebruikt: weleer plagt men dezelve met andere foortgelijke Planten in de zoogenoemde
Meidranken te gebruiken. — De Wortel met reuzel gemengd, wordt uitwendig tegen
verharde klieren aangeprezen, zij is met regt onder de meest noodzakelijke Planten in de
Bataaffche Apotheek opgegeven.
Huishoudelijk Gebruik. De Bladen of Struikjes worden algemeen in het voorjaar
opgezocht en verkocht, en leveren eene aangename, gezonde fpijze, *t zij raauw als falade,
of gekookt als moes-fpijze gebruikt, eh wordt daartoe, ook op fommige plaatfen van ons
vaderland opzettelijk geteeld: ook zijn de gekookte wortels, die tot wegneming der bitterheid
eerst in warm water zouden kunnen trekken en weeken, als een goed en gezond voedfel
aangeprezen door Prof: M. van Geuns. — Gefneden en geroost wordt deze Woitel
even ais de Cichorei, tot Koffijdrank inzonderheid in D uitsch land gebruikt. r» De Plant
is aangenaam aan het Vee bijzonder de Schapen, en heilzaam voor kugchende Paarden,
(G attenhoff, Mattuschka, ) doch volgens L inneus zou zij door Paarden niet gegeten,
en Runderen en Schapen hieraan moeten gewend worden. Op weiden is zij in zoo
verre nadeelig, dat zij voor het vee meer nuttige Planten doet verflikken. — De Bijen
trekken veel honig en was uit de Bloemen (Mattuschka.) — Om deze Plant beflen-
dig tot fpijze te kunnen bekomen, wordt door Hanbury, aangehaald door Beckman,
opgegeven, ze telkens van Zaad aantewinnen , en de aarde om de Plant aantehoogen.