
P O L Y G A L A vulgaris.
Gemeens K r u iiilom .
BoogtI. Gemeine Kreuczblume, Milchblume.
Englisch. Milkwort.
Bloeit in Bloei- en Zomermaand 4
X> IADELPH IA O C T ANM IA , T W E EB R O ED E RL IJ K E N ACHTMANN iGElf.
N a tu u rL Rang volgens l in n . xxxiii. Lomentaceee, Hulzevruchtigen.
G eslachts - Kenmerken. Calyx 5 - phyllus; Foliolis duöbus alaïformibus, coloratis 5
Kelk van v i j f Blaadjes, zijnde twee Blaadjes wiekvormig, gekleurd. Legumen obcordatum,
biloculare; P eu l eivormig, tweehokkig.
SooRTELijLE K enmerken Qnaar willdenow). Floribus cristatis, racemofis; met gekuifd
e , takyormcnde Bloemen. Alis calycinis trinerviis, obtufis, longiiuJine corollce; Kelkwiekjes,
drienervigf jlom p , even lang als de Bloemkrans. Caulibus procumbentibus; neervallende flengjes.
Foliis lineari-lancéolatis, acutiusculis •, lineaal - lancetvormige, fpitsachtige Bladen.
B ij A eene Plant verkleind afgebceld, om hare liggende o f kruipende geflalte te doen
z ien . De Gorter zegt, dat z i j in ons vaderland doorgaans neder lig t, fchoon wij
haar nimmer anders gezien hebben. Een afzonderlijk Bloempje met de twee nitge-
fpreide wiekjes a. vergroot b. behoorende deze wiekjes eigenlijk tot den gekleurden K e lk ,
te zien bij c. D e Bloemkrans is rolrond, pijpvormig, aan den rand gekuifd; het
zoogenoemde vlagje, o f liever boordje, op het pijpje zittende, is tweefpletig: alles te
zien bij b. Elk Bloempje heeft tw(e fchutblaadjes, diefpoedig a f vallen. Meeldraden
en Stamper d. Vrucht’ eginzel en Stamper afzonderlijk e. Zaaddoos je f. Loodregt
doorgcfneden g. Het Zaad h. D e voortgroei jende Ke lk, welke het Zaaddoosje b.fchut,
,Qp de afbeelding te zien. De Bladen digt bij den wortel z i jn ' eirond-lancetvormig.
D e Plant hoog vau 2 tot 8 duimen , op de Heigronden groeijen z i j zeer laag en
armoedig.
Verfcheidenheden. Met hemetsblaauwe, paarfche, vleeschkleurige en witte Bloemkran-
f e n : bok verfchilt het getal der Meeldraden, volgens de Gorter, van 8 tot 10. —
D e twijfeling door St . J. v. G euns geopperd, o f de Pol. amara ook tot deze foort
zou moeten gebragt worden, bevestigt zich onzes inziens niet ^ daar dezelve ong twij-
fe ld foorielijk onderfeheiden i s , gelijk ook de meeste Scht ijvers dezelve voor twee afzonderlijke
foorten koudon.
G roeiplaatsen. Op fchrale zandgronden.
In lage Duingronden f . en is aldaar in den meest volkomen Haat. Op de Heide achte
r de B ilt en Renswoude in liet departement Utrecht f . — Verder bij het Heerenveen,
op het Orangewoud bij Dragten, Ureterp en Sijgerswolde in Vriesland, bij Zw o l, op de
vruchtbaarse heivelden in het kwartier van Zutphen, op de ftadweide bij Harderwijk > op
de heide bij Hulfen buiten Nijmegen en verder door geheel Gelderland en elders.
K racht en Geneeskundig gebruik. Hoewel veel minder kracht bezittende, dan de
P.olygala. amara, wordt een afkookfel der Bladen in Borstdranken nuttig bevonden, terwijl
■ de wortel bij uittering (Atrophia) wordt aangeprezen.
Huishoudelijk Gebruk. Wordt door Runderen , Schapen en . Geiten gegeten >
tnaar door Varkens geweigerd (L inn. Var. Su e tu s , en dogt het Vee veel melk
|>even (Mattuschka.)