
L A T H Y R U S ; pratenfis,
V e ld ■ Latijrii's.
Hoogd. Gelb'e Platterb’fe.
Engelsch Common ycllow Vetchling.
Ncderd.Bynamen. Geclbloemige Ldtijrus, gele Wikken of Linfen.
Bloeit in Hooimaand, ¥•
Ö 1A D ELPH IA D E C A N D R IA , T W E EBR O E D E R LIJ K E N T I EN M A N N I G E N.
Natuurl. Rang., volgens lin n . xxxiï. Papil ionacea, VlindcFblocmigen.
Geslachts Kenmerken. Stylus planus, fapra villofus, fuperne latiör; vlakke S tijl» van boven
langhairig, aan het boveneinde breeder. Caly.cis laeimae ftiperiores 2 breviores, de twee bovenjle
Ke lk-Slipjes korter.
SooRTEiijKE kenmerken. Péduntulis multifloris, n et veelbloemige bloemflelen, Cirrhis
’iphyllis, fimplicisfimis; ïweebladige,-zeer'eënvoadige'Kiawierm:- Pobülis lanceölatis, lancetvor-
Blaadjes.
D e kelk a. het vlagje b. de wieken c. de kiel d. meeldraden en [lamper e. een der twee floppel-
bladen, hebbende van onder twee oortjes, afzonderlijk bij f. D e peul g. geopend h. Het
Zaad afzonderlijk i. D e fteng is kantig. en flaauw vierhoekig. D e bladen zijn eer lang-,
Werpig. ovaal en-puntig uitloopênde, dan' lancetvormig, en hebben eene zware nerf.
Verre op eiken bladfeel flaat een'paar bladen, tegen elkander aanfluitende als hazen-ooren.
D e btadfleel eindigt boven de bladen in eene klawier, die meestal', gelijk aan de -afgébeelle,
eenbladig, maar ook dikwijls twee-en iriebladig i s , zco als wij die meermalen gevonden'heb-:
ben. D e plant groeit ter hoogte van i 4 tot o. voeten.
Groieplaatsen In drooge-Weiden en booge Gronden-, zoo op Klei-als -Zand-gronden.
In het Gong»-om Groningen; in deWouden en op de Klei, inVriesland. Bij Barculo, Zutphen,
Üilenpas en het J,oo, in Gelderland. Bij Nijmegen; om Utrecht; langs de V echt, te Loenen,
Hinderdam, enz. Te Qj*rj<«eh bij Haarlem,-tan den begroeidcii Duinkant-, bij-de BeverwijkS
om Leijden, den Haag, en" elders
H uishoudelijk Gebruik. Is zeer aangenaam aan bet Vee ; reed^door Linneus als een voortreffelijk
Voeder opgegeven ; door Beckmann, onder de goede Voeder - Kruiden opgenoemd,
en door Haloer aangeprezen, om ten dienste van het Vèe opzettelijk gezaaid te worden,
zijnde het Voeder zoo-gedroogd als groen voortreffelijk, — : In Tuinen wordt het uit hoofde
van de fterke vermenigvuldiging door den kruipenden Wortel, door Miller voor een lastig
Ghkruid gehouden. Bij fchaarsheid kan men het Zaad tot Brood gebruiken (Mattuschka.)
De,Bloemen worden veel door de Bijen gezocht-, als zijndo rijk in Honig, (Gleditsch.) -