
S O N C H U S olefaceuï»
Moes Melk •'Distel.
Hoogt. Gemüfeartige Ganfe - Distel, San-Distel, Milch-Distel, Haafen - Kóhl.
Engels ch Common Sow - Thistle.
1Vederd. Bijnamen. Haze • Latenür, Haze - Distel, Gaaze - Distel, Sogge- Distel, Daauvr - Distel,
Bloeit in Hobi~ Ocgst- en Herfstmaand. 0
S t n g e n e s i a , P o l ï g a m i a l i s , Z a m e n t e l e a d e h , g e l i j k e V e e l Wi j t e Rij?
Ord. Nats l i j t n . x l ix .- Composita, Zamengeftelden.
G e s l a g h ts K e n m e r k e n . Receptaculam nudum , naakt Ontvangeed. Calyx imbricatus, vejitrU
cofus, de Kelk gefchubd , ■ gebuikt. Pappus pilofus, harig Zaadpluis,
S o o r t e l i j ic e K e n m e r k e n . (V o lg e n s W i l l p . ) PediancuHs fubtomentofis, umbeljatis; tnsi
donjige , zonnefcherm - vormende Bloemftelen. Calycibus glabris, gladde Kelken. Fóliis oblojigo - lance-
olatis , amplexicaulibus, denticulatis, .fubfjnuatis; langwerpig - lancetvormige , den Steng omvattende, mt
tandjes voorziene, bijkans inhammen hebbende Bladen.
Het naakt Ontvangbed a. Het donsachtige van den Kelk en Blo em f te el b , H geen echter veel verloren
gaa t, na dat de Bloem heeft uitgebloeid - de Kelk verkrijgt dan eerst eene buikachtige
gedaante., te zien bij c , c , welke bij alle foorten van dit g e fa c k t , maar bijzonder bij deze foort
plaats heeft, en zeer verfchilt van de rolronde gedaante van den K e lk , eer de Bloem bloeit. De
Kelk is wel glad , maar meest met lange fijne haten bezet. — Een afzonderlijk Bloempje, veel
vergroot d. De geheele Zaadkuif e. Een Zaad afzonderlijk f. De Bloentflelen fchieten zeer
lang uit; zijn gejleujd en Poodachtig. De Steng en Stélen geven een melkachtig vocht, dat eenig-
xins zamentrekkend is. D e Planten hoog 4 e» 5 voeten. De Bloem opent zich tusfchen 6 en 1
uur en flu it zich tusfchen 11 en 12 uur voor middags,
Verfcheidenheden. De hier afgebeelde en befchrevene is de iasvis, Zachte, welker Bladen vele
onderfcheide gedaanten aannemen naar mate van den verfchi tienden grond, zoo als reeds L inneus
heeft opgemerkt: hoe Vruchtbaarder en Vetter de grond z i j , hoe minder de Bladen gereept en met
inhammen z j n , en te meet de gedaante verkrijgen van Saladebladen; hoe fchraalder grond,
hoe jlerke r de inhammen z i jn , bijna als van de getneene Paardebloem.
Bij de asper ruwe, zijn de Bladen fcherp , donkergroen, als in vinnen gedeeld, D e inhammen met
tanden, die fcherp en doornachtig zijn.
G r o e i p l a a t s e n , Langs Wegen, in Moeshoven en op Akkers.
Overal zeer algemeen. De fcherpe verfchiedenheid bij de za ch te, m a ar niet zoo a lg e m e e n , en ïneestytf
Xlei- en brakke Gronden.
H u i s h o u d e l i j k G e b r u i k . De jonge Bladen hebben in hunne hoedanigheid veel van Salade, En-
divle en andere Moesgewasfen, en kunnen als zoodanig gebruikt worden: in het Noorden van Europa
trekt men er dadelijk dit nut van. —- Het is een aangenaam en faprijk voedfel voor Runderen en Schapen,
gelijk het ook zeer gezocht wordt door Hazen en Konijnen, maar hun vieesch bekomt hierdoor een onaan-
genamen fmaak. — De Kanarijvogelen eten het mede zeer gaarne. De Bijen halen veel honig uit de
Bloemen. (M a t t u s c h k k ).
Het is o v e r a l een zeer lastig o n k r u id ; B e s k m a n n n o em t het onder de O n k r ui d en in T u in en het
eerst op, en Ph. M i l l e r h o u d t het wegens het vliegend Zaad zoo n a d e e lig , dat h e t v o lg e n s Hem ia
•eene geheele nabuurfchap behoorde u itg e r o e id te worden. — Het uitgeroeide gedroogd z ijn d e ,• kan nog
als Wintervoeder voor Schapen en G e ite n dienen. QMt/nd, vom_ Unkrautej)