
E U P H R A S I A Odontite«.
Rootle Oogentroost,
Hoogt/. Rotlier Augentrost.
E n g clsch . Red Eye-bright. ^ „ I
N ederd. B ijnam en. Tandig Oogentroost. Tweede Oogentroost.
B lo eit in Oogst- en Herfstmaand. 0 .
DIDYNAM1A A.NÖJOSPER.MIA, TWEEMAGTIGEN MET VERDEKTE ZADEN
N a tu u r!. R ang volgens linn. xl. P erfo n a tts, Grij'nsbloemigen.
Geslachts K enmerken. Calyx 4-fidus , cylindricus; de K e lk f d e e lig , rolrond.
Caofula 2-locuiaris, ovato-oblonga; Zaaddoosje a-hokkig , langaerpig-eirond. Antherie mfe-
riares altero lobo bafi fpinofe, de onderfte Helmknopjes van onderen aan de e’éne lobbe met een
D oorntje voorzien•
Soortelijke Kenmerken, {volgens W illdeNow.J . Foliis linearManceolatis, ferratii
met lijm orm ig-lancetrorntige, zaagtandige Bladen. Lacmiis labu corollse inferiotis obtufis
de lap jes van den onderlip van den Bloemkrans Jlomp.
D e K e lk a . Bene Bloem afzon d erlijk b . Meeldraden en Stamper v erg roo t, en de
Bloemkrans met geftippelde lijn en vergroot aangewezen b ij c . zijn d e de lobben van
den onderlip 3 in g eta l en afgefiom pl. H et Zaaddoosje b lijft in den voortgegroei-
den K elk befloten, en is met den overblijoenden Stamper v o orzien , die verre u it den
K e lk tleekt z ie b ij d . H etzelve u it den K e lk genomen e. volkomen r ijp , en h o rizo
n ta a l doorgejneden, waardoor het tw eehokkige zig tb a a r wordt f . het bovenfte
gedeelte van b et Zaaddoosje g . D e Zaden h . - D e Bladen z ijn doorgaans
kleinder dan de Bloemen en n iet veel in g e ta l, en de P la n t h eeft ten aanzien van
hare Bladen een armoedig voorkomen: zelden hébben w ij zw aarder en meerder
Bladen aangetroffen 9 dan de a f geheelde vertoont. D e S ten g is eem gzins gejleufd\
D e P la n t hoog i i voet.
D e S ten s is r e s t , v ierk a n t, zeer ta k a c h tig , p a a r sa ch tig , g ro en , en bedekt met
korts en terugkopende H aaren. D e Bloemen z ijn geplaatst in lan ge A ir e n ,
w a arin de Takken ein d ig en : dezelve z ijn r e g t, doch een w einig bellende aan dm
Top-, de Bloemen fta a n b ij p aren in de okfels der fchutbladen en allen gekeerd naar
dezelfde zijd e . (F avrod.)
Groeiplaatsen. Op ftijve gronden, en aan kanten van Akkers.
■ Ruiten F ra n eter en elders op de klei in V riesla nd \ . ook aldaar in de Wouden doch
minder. U ilen p a s, E n g h u izen , Oldbroek en elders in G elderland f . Op Weiden bij de
Blauw kapel, en tusfchen Houten en S ch a lkw ijk , m U trecht - Verder om Z m l, N ijm e-
g e n , aan den Slooterweg bij Am jlerd am , om H a arlem , bij Noordw tjkerhoek, Loosdum en,
M on fter, Staaldu in en op andere plaatfen.
Huishoudelijk Gebruik. Schoon bitter van fmaak, echter een aangenaam en onfcha-'
delijk voeder voor het vee. Linn. Schreber, Mattuschka. Volgens BRUGMANseen
onkruid in de Weiden,