
M E N T H A aquatica,
IVater Munt,
Hoogd. Pferde Münze.
E ngelsch. Water Minr.
N ederd, Bijnam en. Bruin-heilig." Rosfe Water-Mütit.
B lo eit in Aflgustus en September. 21.
DIDYNAMIA GYMNOSPERMIA. TWEEMACHTIGEN MET BLOOTE ZADEN.
N a tu u rl. R an g volgens l in n , xlii. V e r iid lla ti, Krtnsbloemigen.
G esLachts K enmerken; Gorolla fubrequalis, 4-fida 4* larinik: IStiore emarginata,
lijn a gelijkvorm ige, g-Jpletige Bloem krans; p ijn d e h e i breedfléjU ppuitgêrand. Stamina ereéta,
distantia; regtflandige, van elkander verwijderde Meeldradétf. ujaxroaï 3 .
Soortelijke Kenmerken. Floribus capitatis;- met Bloemhoofden.•. Föliis ovatis, fer*
rads, ^ eü .o h i\ s; met eironde, za agtand ig e, gejleelde B laden. •; Staminibus Górollalongioribur,
Meeldraden langer dan de Bloemkrans.
E e» v ijfta n d ig e K e lk .a .; eene Bloem krans m et d e 'r e g té , w ijd vanëenflaande
M eeldra den, b ; het uitgerande S lip je vand esr Bloemkrans a fzo n d e rlijk , vergroot,
c. E én M eeldraad, d ., ver gróót e , D e S tam p e i, fl> vergroot g ., h ellen d e een
gefpleten Stem pel. W ij.hebben la n g in tw ijfeh g e fta a n ; o f de a f gekeelde foort
ook de Mentba hirfuta (H a tig iM u n t) was., d ew ijl L inn^ us en. Willdenow
V erk la ren , dat de M. aquatica n iet ru 'ig-.barig isp rdoeb . de waarnemingen van
Haller > Granz en anderen jp rek en d it teg en , en m en.„dal, ook zekerder
kunnen afgaan op bet gejleelde der B la d eren ', dat a a n d e jü - aquatica en niet aan
de M. hirlüta wordt toegekendj ze lfs houdt Haller de la a tfle voor eene vèrfcbei-
denheld van onze fo o r t. St . J. van G euns h eeft in z ijn Spidlegium de TM.
hirfuta a ls inlartdsch opgegtven, doch alleen om dat \ jsstw sd sih a d aangeteekend,
’t geen ook door W illdenow in zijn e Species Plantarum is «vergenomen, dat z ij
in H o lla n d t’ hu is behoorde,; maar van Geuns g eepM -,zijn e.gifeh tw en e aa n tek eningen
op d it Spidlegium, d it voor m ij lig g en .+ z ijn e tv iijfe lih g ó p ,- o f men hierin
ook door eene d ru k fe il m isleid i s , daar L inn/eus J ch ijn t bedoeld teilPbben Halland,
eene lan djlrsek in Zweden. W ij magen dtis met dezen beroemden P lan tku n digen in
tw ijfe l trekken d a t de Mentba. hirluta tot onze inla nd jch e P la n ten zou behoren,
en d it doet ons te geruster de a f g eb a ld e ,, d ié zeer algemeen in 'o n s Kaderland w ast,
voor de M. aquatica houden. S tie l en .Bladen h é b ..ik altoos h a rig bevonden, en
de B lad flelen d ikw ijls langer dan h ier is afgebeeld. D e Blotmeri z ijn in 2 o f $
K ran sjèn om den S te n g , d ie v ierh o ekig i t , gefebaard, D e bovenfle K rans is ie
grootfte en m a a k t een Bloemhoofd u it. D e S teel is ro o d a ch tig ,, ook fom w ijlen de
Bladeren. D e W o rtel is voortkruipende. D e P la n t hoog ? ! voeten.
In d it la n d heb ik eene Mentba gevonden:, w elke; zoo z e '.a l n iet dé harige’Munt van
’ L inn^eus is , ten m in flt als eene merkwaardige. Verfeheidenhéifl vim de water Munt
moet be/ebouwdstsorden , van w elk e z i j v e r fc h iïf, 1. doordien hare Steng gewoonlijk
k le in e r , meer w ita ch tig en h a rig er is ;■ .2: H a re B la d flelen ;zeer k ort en fle r k geba
a rd ; 3. H a rt Bladeren k le in e r, b a r isé r en aaa de.binrtehzifde meer w ita ch tig ;
4. H are K elken geheel met haartjes bedekt; 5. E in d elijk - ba re Meeldraden korter
z ijn . (F avrod.)
Groeiplaatsen. Aan vaarten en Qootkanten, vooral in veenachtige (treken.
Zeer algemeen in H olla nd . v; m . ...
De bovengemelde verfcheidenheid in een veenachtig, en bijna opgedrqogd- moeras in den
omtrek van K o elh o rst, by Am ersfoort. (Favrod.)
Huishoudelijk Gebruik. Wordt gegeten door Paarden. (L inn.) De Schapen eten
de bladen en de bloemtoppen, als die nog jong en teder zijn. ''Mattuschka.J Dom
BrugManS ais fchadelijk gehouden in de weiden. De Bijen strekken honig uit- de Bloe«
men. (MaEtuschka;} Dé Plant geeft eenigeaanwijzing.van .veengrond«