
A N T H Y L L I S Vulneraria.
Gemeen TVondkraid.
Hoegd. Gemeine Wollbiume.
Engelsch. Kidney-Vetch, Ladies Fingef.
Bloeit in Hooi- en Oogstmaand %.
D1ADELPHIA DECANDRIA, TWEEBROEDERLIJKEN TIENMANNIGEN.
N atuurl. Rang volgens linn. xxxii. Papilionacea, Vlinderbloemigen,
Geslachts Kenmerken. Calyx ventricofns, buikachtige Kelk. I Legumen fubrotutl
dum, tectum, mono-S. trispermum; peu l rondachtig gedekt, één- o f driezadig. _
Soortelijke Kenmerken. Herbacea, kruidachtig. Foliis pinnatis, ïnaiqahbus;
n e t gevinde, ongelijke Bladen. Capitulo duplicato, verdubbeld Bloemhoofd. I '
pene Bloem afzonderlijk a. D e huikachtige, opgezvollene, zachtharige, gekleurde
K e lk , met 5 roestkleurige tanden h. Het v la g je , dat een zeer langen nagel beeft c.
D e wiekjes d , welke, even als het kieltje e , in vergelijking van het vlagje zeer
klein zijn . Meeldraden en Stamper van natuurlijke grootte f vergroot g . De
blijvende Ke lk met hst verdorde Bloemkrans j e , en het in zich befioten houdende rijpt
Peultje h . Het Peultje afzonderlijk i. ’t geen naaimlijks dien naam verdunt.
Het leeft een hoog rugje; loopt van onderen uit in een. p u n t , en is aan de andere
zijde met een [teeltje o ffiaa rtje voorzien, zoo dat het eenigzins naar een Muis gelijkt.
He t bevat éin rond za a d , zie b ij k . , .
D e Bloemhoofden zijn niet altoos dubbeld, fomwijlen enkel, fomwijlen dnedubbeld.
Z i j rusten op een fchermdekfel o f algemeenen K e lk , die onderfcheide lancetvormige
infnijdingen heeft. D e Bladen z ijn met een grijs -maas bedekt, en van onderen
fijn- en zachtharig• D e vinnen z ijn eirond', de bovenfie op zich zelve fia an d e ,
is zeer groot. — D e Wortel is in h a zand zeer la n g , en breidt zich ver u it .
D e P lan t lang l i tot 3 voeten. .
Men h e f t in andere landen waargenomen de verfcheidenheden van witte en node
Bloemen, en dat dit afhangt van de verfchillende foort van gronden, in welke z t j
groeit. Het is m ij niet bekend, dat dezelve in ons vaderland in andere gronden,
dan in de Duinen is waargenomen, waar z i j altoos met gele Bloemen voortkomt;
weshalve ons land geene gelegenheid op ge ft tot bevestiging van de genoemde waarneming.
■ . j r
D e Blaadjes, die zich onder de Bloemhoofden bevinden, moeten mtsjcbien eerder als
fchutbladen, dan als een algemeen fchermdekfel aangemerkt worden; te meer om dat,
wanneer het Bloemhoofd enkel i s , men inderdaad aan deszefs voeifluk niets vindt,
dan één enkel gevingerd Jchutblad. Men ziet daarenboven onder elk Bloempje een
zeer klein , gekleurd, en elsvormig Jchutblaadje (F avrod).
Groeiplaatsen. In Duingronden. I I I I _ ,
Onder Overveen en Kogelenzang\. Noordwijk aan Zee f . — Ook onder de Egmonders en
Velfen. Volgens de Gorter mede in de Duinen buiten den H a a g , waar ik dezelve
echter niet heb gevonden. , . ,
Huishoudelijk Gebruik. Wordt door Schapen gezocht, en verdient op de fchraalile
zandgronden aangekweeKtte worden; (Ehrhart) zeker mede dienftig om de Duinen
tegen verftuiving te bewaren. Volgens Berkhey Natuurl. Historie van Holland, U. 11«
bl. 602. zou de Plant van nut zijn voor de glasfabrieken. Dezelve geeft eene gele klenr.
CReuss'. Volgens J. Beckman. Teuttch Landw: zou zij een kleigrond aanwijzen, t
geen zich althans in ons vaderland niet bevestigt.