
A I R A canescen*.
Gryzende Windhalm.
Hoogd. Graue Schmelen.
E ngelsch. Grey Hair-Grafs
N ederd. Bijnaam . Bundgras.
B lo eit Juny en July. 24 volgens Willdenow. 0 volgens Raeuschel.
jjl volgens L inn. F lo ra Suedica.
TR.IANDB.IA DIG1JNIA, DRIEMANNIGEN TWEEW1JVIGEN.
N a tu u rI. R ang volgens l in n . iv. G ram ina, Grasfen.
Geslachts Kenmerken. Calyx a-valvis, K e lk bejlaande u it <2, K lep jes a . (vergroot b .)
a-florus- Flosculi absque interjeólo rudimento; heeft 2. Bloemen ■ , zonder het beginfel van een.
derde Bloempje m fchenbeide. $8g§
Soortelijke K enmerken. Folns fetaceis, fummo ipathaceo, pamculatn inferne
involvente; met borftelachtige B laden, het bovcnjte B la d a h eene Schede, de P lu im van onderen
'inwikkelende c.
D e geheele P la n t heeft een fch r a a l en bleek a a n zien , bleeker dan a lle overige inland-
fc lie G ra sfen , en a a rt naar het fch ra le Z a n d , waarin z i j alleen voorkomt. D e
W o rtel is w it, g e lijk ook het onderJlè van den H a lm , welke twee o f drie zw artachtige
Knoopen h eeft. H e t bovenjle en fchedevormige B la d houdt -alleen de P luim
ingew ikkeld, wanneer die begint te blöeijen: vervolgens fc h ie t z i j op u it defched e, g e lijk
d it alles aan de 'dfgebeelde P la n t te zien is. —■ E ene Bloem afzon d erlijk d. vergroot
t . D e Bloemkrans met deszelfs naa ld a fzon d erlijk vergroot b ij f D e ze n aa ld is
aan de buitenzijde van het ééne Bloemblad onder aan gehecht', is to t even onder den
top van d it Bloemblad zw a rt, v r ij d ik , en op gefielde hoogte met tandjes omringd-,
fc h ie t verder boven het B lo em b la d .u it, en d it bovenfle gedeelte is witachtig en dunner,
wordende boven aan iets d ik k er als een knodsje. D e P la n t hoog to t één voet. ■
D e Bladen z ijn menigvuldig en maken eene zoode u it , z i j z ijn allen g ep u n t, een weinig
f l i j f «» geffleufd. D e Blad-fchede is ruw in het aanraken. I D e Halmen z ijn
m enigvuldig, reg t, onder aan een weinig gekromd. D e P lu im is lang één o f twee
D u im en , breidt zich gedurende den b lo eitijd u it , maar voor en na d it tijdperk is z i j
in één gedrongen; derzelver kleu r is zilv e ra ch tig , gemengd met roze- o f violet-kleur.
E lk ta k je van de P lu im rust op een doorfchijnend en zeer helder bolletje. D e Helmka
p p en z ijn donker paarsch. (F avrod.J
Verfcbeidenheid I . van eene bonte kleu r. n. M et eene geheel zeegroene P lu im , en Helm -
knoppen van eene zw avelkleur. (F avroü.J
Groeiplaatsen. In fehralen Zandgrond. „„1,
In de Duin gronden van H olla nd f . Op het Loo bij H arderw ijk, ook in de omitreken
VanDe^Krfte" Ferfcheidenheid in de Duinen niet ver van Zandvoort volgens de Gorter;
de tweede ook aldaar en door F avrod gevonden. , _ 1 Huishoudelijk Gebruik. Wordt volgens Mattüschka gegeten door Runderen en
Geilen Is door Sole in the letters o f the B ath fo ciety vol. ix. als een voortreffelijk Gras
voor Sbhapen aangeprezen, ’t geen hiervoor weinig minder gefehikt zou zijn dan het
Schaaps Gras Festuca o v in a , en . hiertoe op fehralen zandgrond verdiende aangekweekt te
worden. In het barre zand ftrekt deze Plant mede om den grond te doen bekorilen.