
L O T U S cornieulatus.
Gehoornde Rol-Klaver,
Hoogd, Gemeiner fchoten-klee, uofer Frauen fchuh.:
Engelsch. ßirdi’s-foot Trefoil, Lady Finger-Grafs.
Ncderd. Bijnamen. Kleine gehoornde Klaveren, Juffers fchoenen, Steenklaver,
eerde gehoornde Klaver,
Bloeit in Zomer- en Hooimaand. 71.
DIADELPHIA DECANDRIA, TWÉEBROEDERLIJKEN TIENMAN NIGEN.
N atuurl. Rang volgens l in n . x x x i i . Papilionacea, Vlinderbloemigen.
G e s l a ch t s K en m e r k en . ’ Legumen cyltndricum, ftrictum; P eu l rolrond, regt uit-
jlaande. Filamemacuneiforniia, wigvormige Helmdraden. Alte furfumlongitudinalitercon-
niventes, de wieken bovenaan in de lengte zamenloopende. Galyx tubulofus, pijpachtige Kelkm
So o r t e l ijk e K e n m e r k e n . Capitulis depresfis, met neergedrukte Bloemhoofden, Cau-
libus decumbentibus, neerliggende ßengen, Leguminibcrs cylindricis, patentibus; rolronde,
wijddaande Peulen.
D e pijpachtige K e lk b ij a. de bmenaan zamenloopende wieken b. Het Vlagje dat fomwijlen
eenigzins getand is d. Het Kieltje c. Vruchtbeginfel, Meeldraden en Stamper e, Eene
wigvormige Helmdraad afzonderlijk f , D e P e u l, welke veerkrachtig i s , bij g. j— In
de legnte met hare Zaden geopend h. — D e Bloemkroon beflaat uit 3 tot 7 en dikwijls
meerder Bloemen, rustende óp kleine éénbloemige Bloemfltlen, en eene bloemfcherm uitmakende,
die op een v r i j lange Bloemßeel geplaatst is. D e goudgele Bloemen, gedroogd
zijn d e , hébben eene donkere zee-groene k leu r , doch niet het kieltje. D e Bladen z ijn drievoudig
als Klaver-Bladen; doch het Bladfieeltje heeft van onderen twee Stoppelblaadjes,
gelijkvormig aan de andere Blaadjes en den Steng omvattende, zoo dat.de Bladen bijna als
vijfvoudig zouden kunnen aangemerkt worden. D e P la n t heeft de lengte van 5 tot 8 duimen,
Veifcheidenheid, met zeer lange Stengen, grootere Bladen, zwaarder Bloemhoofden en
langere peulen; zijnde veel forfcher van gewas, en ter hoogte van twee en drie voeten, zoo
dat z i j in houding en geßalte eene andere foort fch ijn t uittemaken. Hare Bloemhoofden
beflaan tot uit 12 en meer Bloemen, en de Kelken z ijn zacht h a r ig , bovenal eer z i j u it-
komen, als wanneer het Bloemhoofd geheel vlokkig is, D e Bladen zijn meer lijnvormig,
en de Stoppélbladen hartvormig: beiden z ijn met zachte, fomwijlen zeer lange haaren bezet.
G r o e ip l a a t s é n . Op hoogliggende zandgronden, gelijk ook op de Duinen algemeen:
mede niet zeldzaam op kleigrond, waarvan de afgebeelde genomen is.
De Verfcheidenheid op befchaduwde, eenigzins vochtige plaatfeti: deze Plant fchijnt in
dfe fchaduw deze' vërfcheidenheid vóortebrengën. D odoneus heeft dezelve reeds waargenomen
en genoemd, derde gehoornde Klaver. Bij M e e s e aangeteekend te groeijen in
Vriesland; buiten Ba lk en elders in de wouden, aan kanten van koornlanden en wegen enz.
door F a v r o d waargenomen in verfcheide Bosfchen en Boschjes van de Depaitementen
Utrecht en Gelderland; onder anderen nabij Amersfoort, Rozendaal en Sonsbeek; en door
mij - gevonden aan befchaduwde flootkanten in de Vogelenzang, en aan den Haagfchen
Straatweg, niet verre van de Mannepads-laan, bij Haarlem f .
H u ish o u d e l ijk G e b r u ik . DeZe Plant levert, gelijk vele anderen, zekere kleur op;
als eene roode; ( P h , cecon: A u fz : aangehaald door G a t t e n h o f f ) en blaauwe ftof ( L in n .
Flor: fuec, ) en fchijnt inzonderheid als verwftof de hoogde aandacht te moeten trekken.
In het boven reeds opgemerkte groen-worden der gedroogde Bloemen vond reeds L in n eu s
eenïge gelijkvormigheid met de Planten, die de Indigo opleveren, en dezelfde kleurverandering
ondergaan. E r h a r t vermoedde vervolgens, dat zij hierom dadelijk als In«
dïgo tot blaauw-verwen te gebruiken was; en onze Hoogleeraar B r u gm a n s verzekert
in zijne orat: de accur: Plant: ind: notitia p. 37. dat de Plant, als de Bladen der Indigoféra
behandeld, gelijke hemelsblaauwe kleur geeft, en zulks door proeven is bevestigd; wij
bevelen de herhaling dezer proeven ten fterkfte aan.
Als veevoeder komt de Plant ook in bijzondere aanmerking: al het vee, uitgenomen
Varkens, is er zeer opgefteid, en de Plant is voor hetzelve zeer heilzaam wegens hare
openende kracht: ook als hooi is zii zeer-aangenaam en gezond, ( L in n e u s , K a l m ,
G u n n e r , S c h r e b e r , E r h a r t ) zelfs ftelt B ru gm an s dit voeder bijna met klaver gelijk.
Ondanks al deze verzekeringen en opmerkingen verklaart Ph . M i l l e r de Plant aan onderfchej-
den vee gegeven te hebben, dat ze weigerde; en verwondert zich hierom, dat het Zaad
door fommigen werd opgezameld, om hierdoor weiden te verbeteren. De Bloemen, die
welriekend zijn, zijn zeer rijk in honig, ( G l e d it s c h . )