
M E D I C A G O lupulina.
Hoppe Iiupklaver.
Hoogd. Höpfenartlger Schnecker-klee, Kleiner Hopfen-ldee.
Eng» . Melilo.t Trefoil.
Neder d. Bj.taam, • Gele Veldklaver met kleine Hoofdfes-.
Bloeit in Zomer- Hooi- en Oogstmaand, volgens raeuschel en anderen o - volgens WlLLDENOW <f.
GO3 303303300303 303CS003©33033©3303303G03G33
D i a d e l p h i a D e c a n d r i a , T we e b r o e d e r l i j k e n T i e n m a n n i g e n .
Natuur!. Rang volgens linn. x x x i i . Papilionacea, Vlinderbloemigen'.
Ge sl a c h t s K e n m e r k e n . Leg amen compresfum, cochleatum; ineengedrongen, flakvormige Peut, I
Carina corallse a yexillo denectens , de Kie l van den Bloemkrans van het Vlagje afwijkende.
S o o r t e l i j k e K én merk en. Spicis ovalibus, met eironde A ir en. Legüminibus reniformibus, inono-
fpermis; nierformige, eenzadige Peulen, Foliolis obovatis, eirondachtigs Blaadjes. Caulibus procumbentlbus,
neervallende Stengen.
Een A i r . o f Bloemhoofd aanmerkelijk vergroot bij ai De Bloemen zijn zeer klein; één afzonderlijk I
en vergroot b. Kelk afzonderlijk en vergroot c. Een Bloemkrans j e afzonderlijk en vergroot d.
Het eironde, niervormige Peultje bij e. vergroot f. Het is met ruige Jlreepjes voorzien: rijp
zijnde is het volkomen zwart en met kleine hairtjes beze t, te zien in zijne natuurlijke groote k.
vergroot 1. Het Zaad g. vergroot h. — De Peultjes zitten als aan trosjes op lange, wiekachtige
Stelen. D e Stengen en Bloemjlelen zijn harig, De Blaadjes zijn finmp eh hebben aan het einde
kleine zaagtandjes. De Stoppels zijn eirond, te zien bij i. De Plant heeft de lengte van J i tot z
voeten, en op een vruchtbaren grond tot 3 voeten en langer.
G r o e i p l a a t s e n . In Graslanden en aan Wegen en Paden.
In Vriesland in Wei-, Bouw- en Moeslanden. Om Utrecht, Nijmegen, Amflerdam, Leijden, ’5 Hoge
en op zeer vele andere plaatfen.
H u i s h o u d e l i j k G e b r u i k . Het wordt door al het Vee gaarne gegeten. .(Pan Seuc.~) Door a.
v o u n o en e h r h a r t als een zeer goed Voederkruid aanbevolen; ook voor een voortreffelijk Voeder gehouden
door h a l l e r , welke nogtans aanmerkt, dat de Plant wegens,/hare lengte en lig g e n d e geftalte
niet gefchikt is , om er Hooi van te winnen; ^terwijl b e c k m a n n klaagt, dat zij- voor Voeder te klein
zou blijven. In Engeland wordt het echter opzettelijk hiertoe gezaaid, en is ook in het Kwartier van Nij-
niegen hiermede eene gelukkige proef genomen. Op Duitfche akkers moge zij klein blijven, en hierom,
door b e c k m a n n minder gunftig worden opgegeven, in onze goede en] welgehandelde gronden zal
vrij veel opleyercg.