
A R U N D O. Phragmites.
D ek - Riet.
Hoogd. Gemeines Roht, Schilf, Dedc-R®hr, Teich Schilf»
Ergelsch. Co mm on Reed - Grais.
Neder d. Bijnamen. Bladrlet, gemeen Riet.
Bloeit in Herfstmaand. ^
m j g a j x r a T i m * p o rxjufn» ■ ■ ■ ^ »kjm.jt.aJ
T r i a n d r i a D i g y n i . a , Dr i EMANNIGEN, TWE EWIJVIG2 H.
Ord. Nat. L in n J iv. Gramina, Grasfen.
G e s l ' ac h t s K e n m e r k e n . Calyx % - valvls, Kelk van twee klepjes; Flosculi congesti, lan» cincti ^
de Bloempjes zaamgefchaard, met wol omzet.
S o o r t e l i j k e K e n m e r k e n . Calycibus quinquefloris, met v'tjfbloemige Kelken. Panicula laxat
wijde Pluim.
Eenige Air tjes afzonderlijk t i j k , somtijds z i j . z ij van 4 tot 6 -Hoornig. Do Ke lt I. Bloemkrans
b , vergroot c . Deszelfs binnenfie Klepje is driemaal korter dan het buitenjie, en aan den top af-
gejiompt. Meeldraden en Stamper t i j d. Het Zaad met zijne lange haren, die niet wol-, maar
zijdachtig z ijn , t i j e . : hierdoor leveren de Bloemen, in het Zaad gefckoten zijnde, eene der
fra ais t; gtinjterende Pluimen op, zoo als i j geen onzer overige grasfen gevonden wordt.
Va n den 'pHortel en zijne veelvuldige Zijtakken is een gedeelte afgeteeld: dezelve is genomen laat :n
den He rfs t, wanneer hij reeds jonge uitfpruitfel, voortbrengt, gelijk aan de Afbeelding te zien
is. — De Bladen zijn glad, vlak en liaan aan de bloeijende Planten en vervolgens doorgaans
horizontaal: z ij zijn J ii jf , met nerven en fcherpe randen, en eindigen in eene fijne punt, welke
meestal eenigzins verdroogd is. De Bladfeheden zijn glad en v r j ruim, waar dóór de Bladen,
die eigenlijk weerkerig Jl.iau, bij zworen wind in de rietbosfchen izlch allen naar dsnzelfden
kant wenden, zoadat z ij alsdan fckijnen allen naar eene zijde te Jaan. De Plant groeit ter
hoogte van 6 en 7 voeten.
G n o t u u i i i E K . Aan de kanten van Meren, Vaarten en Slootenj zoo van zoet als brak water.
Algemeen door geheel Holland.
H u i s h o u d e l i j k - G e b norse. Bekend is het groote nut, dat hiervan getrokken wordt tot het dekken
van de Woningen der Landlieden, van Scharen, Hooi- en Graanborgen; tot het maken van Wanden
voor Hutten om het Leem daarop te doen hechten; tot het vervaardigen v:n Rktfchuttingen en Rietmatten ,
dienende tot Windfchermen en velerhande Bedekkingen. Tot alle Beze einden wordt dit Riet op de
meeste plaatfen zorgvuldig gebeten en opgezameld; zelfs worden in eenige «reken, .gelijk ln i z z Hui gewaard
Berkmeer en andere plaatfen van Noord - Holland, de laagte en Hechtte Landen opzettelijk tot
Rietbosfchen of Rietvelden aangelegd en met Dijkjes omringd; wordende alles verder zoodanig ingerichc,
dat men naar welgevallen daar water in en af kan tappen. Men vindt bij zoodanige» aanleg goede
rekening, gelijk dit alles met de wijze van behandeling naauwkeurlg is-opgegeyen door L. Me e n d e m n k ,
ln de Her handelingen van de Maatfckappij van Landbouw D. H. S t - I . H. 50—59-
ln Schotland zou men van den Wortel brood maken, dat niet onfmakelijk is. In Sweden trekt men van
do Bloem - Pluimen eene groene kleur, vooral op Wol. Men zegt, dat Paarden en Runderen zeer gretig
zi n naar den Wortel. (G u n n e . } , — De Bladen'zijn, noch versch noch gedroogd, dienstig voor het Vee,
zijnde te fcherp cn te zwaar om te verteren: ook hebben zij eene afdrijyende kracht, e» zijn dus bovenal
fchadelijk voor zwanger Vee; | m a i t u s c h k a 5 nogtans telt B e c z m ih n het ep onder de nuttige
Grasfen voor Weiden, met blivoeging, dat men dit,Riet, zoo lang het jong ia, in Goftlngen tot voedering
gebruiktI dit zou bijna ongeloofelijk zijn, werd het niet door dezen achtenawaardlgen Hoogleeraar van
Gottingen zelve verzekerd. - Van de nog niet bloeijende' Bloem-Pluimen zijn gnrdjes gemaakt en aan
den voormalige» Oeconomifchen Tak aangeboden; bloeijende'kunnen zij tot gefchikte vliegenwaaljers dienen.
Bet pluizig Zaad ln de ooren komende, kan doofheid verwekken , om dat het er moeijelijk is uit te
krijgen. CLik m e u s ^