
E C H I U M vulgare.
Gemeene Slangenkop.
Hoogd. Gemeiner Natterkopf.
Engehch. Vipers Buglols.
Nederd. Bijnaam. Slangekruid.
Bloeit in Hooi- en Oogstmaand e?.
PENÏANDRIA MONOGYNIA, VIJFMANNIGEN EENWIJVIGEN.
N atuurl. Rang volgens ltnn. xli. Asperifolia, Scherpbladigen.
Geslachts K enmerken. Corolla irregularis, fauce mida; onregelmatige Bloemkrans
met een naakten Keel.
Soortelijke Kenmerken. Caule tuberculato-hispido. D e W Ê È Ê M m Ê M È
In n ig . Foliis caulinis lanceolatis , hispidis; met lametvormige, borftel-hait ige Steelbladen,
Floribus fpicatis, lateralibus; airvormende, zijdelingfcbe Bloemen.
D e virffpletige borftel-bairige Kelk a. D e onregelmatige fcheve Bloemkrans, hébbende
een boord, met n febuins jlaande lobben voorzien, en van binnen zonder eemge klepjes,
b i ib . b. Ee r de Bloemkransen open ga an , zijn z i j meest rood. D e Bloemen
bloeien aan elke a i r , de één na de ander, en de nog niet bloejende Bloemen z ijn
als dan zoo digt en menigvuldig op één gedrongen, dat de A ir naar beneden Jterk
ombuigt. D e ongelijke Meeldraden, zoo als z i j in den Bloemkrans geplaatst z ijn , c.
D e Helmdraden z ijn rood en jleken ver basen den Bloemkrans uit. Krucbtbeginjel
en Stamper d. Het Bijltje is eenigzins bair ig, de Stempel twee-fpletig. D e vier
rijpe tegen elkander zittende Zad en, invoege als b ij de klasfe der tweemagtigen met
naakte Zaden doorgaans plaats beeft, te zien b ij e. E en gedeelte van de opperhuid
van den Steng, waaraan de roode puistjes met de borftelbairen te meer zigtbaar
z ijn b ij ?. D e Wortel bejlaat in een zwaren Penwortel, die boven den grond
uitkomt, en aldaar zware, zwartachtige Schubben verk rijgt, zoo als dit op de
P la a t is afgébeeld. — D e P la n t boog tot 4 e» 5 voeten.
De Verfcheidenheden met bemelsblaauwe en roode Bloemen, door de G orter gemeld, zu llen
alleen doelen op de verfcbillende kleuren der Bloemen, voor en gedurende den t ijd
van bloejing, en dus als geene verfcheidenheden kunnen gerekend worden. Eene
verfcheidenbeid met bondelsgewijze zaamgegroeide Stengen, komt volgens de Gorter
voor tusfeben Nijmegen en het dorp H u i f en. I jH H
Door den vertaler dezer t lo r a is in dit land eene andere verfcheidenbeid met volkomen
witte Bloemkranfen, doch waarvan de Helmdraden gelijk ook de Stamper Rozekleur
ig waren, gewonden in de binnen Duinen van Heemftede bij Haarlem, welke thans
bejhten z ijn binnen de Hofftede Knapenburg. (F avrod.) mmB dBÉflBn mÊ Vogehnfang en Katwijk f . langs de wegen bij Rheenen f . — Op de ftads muren v en Zwol,
Hattem en Doetichem. i de fortificatiën van Zutpben, Doesburg en A r n te
de Kerk. Om Nijmegen. In het Spoel bij Cuilenburg. Buiten Haarlem voorbij de Post-
huislaan, en bij de Hartekamp en elders.
Huishoudelijk Gebruik. De Bloemen worden bij uitnemendheid gezocht door de
Bijen. (L inn. Gleditsch.J