
C N I C U S (Carduus) heterophyllus.
Ongeljjhblaäige Veld-Distel.
Hoogd. Verfchieden-Blattriges Kratzkraut.
Engelsch. The great Engiish foft or melancholy Thistle. •
Nederd. Bijnaam. Verfchilbladige Doorn.
Bl.eit in Zom er- en Hooimaand.' 2f.
S y n g e n e s i a , P o l y g a m ia jE q ua l i s j Z amen t e l en jde n , g e l i j k e V e e lwijverij .
N a t. Rang., volgens L in n . xlix. Compofttce, Zamengeftslden.
G e s l a c h t s K e n m e r k e n . Calyx imbricatus, ventricofus, fquamis fpinofïs; Kelk met over-
elkander liggende Schubben, buikachtig, de Schubben gedoomd. Pappus plumofus, het Zaadpluis
gepluimd. Receptaculum viUofumj vlokkig Ontvangbed.
Soortelijke K enmerken, (volgens W illdenow). Foliis amplexicaulibus, cordatis, lanceoiatis, ferratis
ciliatis, fubtus tomentofisj inferioribus fubincifis; met Bladen den Steng omvattende, hartvormig, lancetvormig
, zaag-tandig, gewenkbraauwd, van onder viltig ; de onderfte Bladen bijna ingefneden. Calycinis
fquamis lanceoiatis, adpresfis , fubmucronatis , lancetvormige, aangedrukte, bijna gepunte Kelkfchubben.
Een Kelk Schubje a , vergroot b , een der buitenfle Bloempjes c , een der binnenjie Bloempjes
d j ontdaan van het vruchtbeginzel e. Het Zaad met zijn pluimachtig Pluis f. vergroot
g. He t Zaad zonder Pluis h , vergroot i. De Wortel is voortkruipende. De Steng
draagt doorgaans ééne Bloem. D e Wortelb laden zijn ge ftee ld; hooger aan den Steng zijn
z ij vast zittende, en nog hooger, gelijk bij[A . te zien i s , omvatten zij den Steng, L inneus
zegt in zijne Ord. Nat. ed G ieseke, p. 553, dvt bijna aile Schrijvers verfchtHen in de opgave
van de fynonymen dézer Plan t: dit ontftaat waarfchijnelijk door het verfchil
der Bladen, gave o f ingefnedehe, waaraan plaatfelijke omftandigheden veel fchijnen toe
te brengen, *t geen inzonderheid G m e l in in Siberiën heeft ondervonden. W ij hebben
dezelve ftechts op ééne plaats hieronder vermeld, kunnen waarnemen,en kunnen dus niet opgeven
o f dit verfchil ook hier te lande plaats heeft. Z ij is afgebeeld, gelijk z ij aldaar voorkomt.
Het met fijne Doorntjes gewenkbraauw de der Bladen, en hetfneeuwachtige Hilt o f Dons
aan derzelver onderzijde, valt inzonderheid in het oog. De Plan t groeit ter hoogte van
twee voeten.
G r o e i p l a a t s e n . In opene en lage veenachtige Grasvelden.
In Heivelden op de Mickelhorst en elders, buiten, Groningen. Door M e e se opgegeven te groeijen
tusfchen Tjetjerk en Bergum en elders in de Vriefche Wouden f. Door de G o r t e r aan de
Kleverlaan bij Haarlem, en door mij zeer vele gevonden in lage Veengronden bij de W ave r, niet
'verre van den Voetangel, aan den uimftel.
H u i sh o u d e l i j k G e b r u i k . De Bladen, nog jong en tede^zijnde, worden door het Vee gegeten.
(M a t t u s c h k a). Van de Bladen kan men eene gele kleur ‘trekken. ( P a l l a s , aangehaald door
St. J. v a n G b u n s .) De Bladen worden door de Landlieden in Noorwegen onder Tabak gemengd
en als zoodanig gerookt. ( G u m n e r ) .