
V E R B A S C U M Thapfus.
WolUaiige Toorts.
Gewoonlijk. Veibascum.
Hoogd. Gemeir.e Köningskerze.
Engelsch. Gieat white Mullein, 'Cow’s Lungwort.
Nederd. Bijnamen. Breedbladig WoHé-kruid, Koningskaars, Toórtskruïd.
Bloeit Junij en Julij. f f .
ÏENTANDRIA MONOGYNIA. VIJFMANNIGEN EENWIJVIGEN.
Natuu rl. R an g volgens l in n . xxvm. Luridce, Vuilbloemigen.
Geslachts K enmerken. Corolla rotata, fubinsequalis; Bloemkrans radvormig, cent•
germate ongelijkvormig. Capfula 2-locularis, a-walvis; Zaaddoos je tweehokkig, met a klepjes- 6 Soortelijke K enmerken. Foliis decurrentibus, utrinque tomentofxs; met nederwaarts
hopende Bladen, aan wederzijde viltachtig. Caule fimplici, eenvoudigen Steng. I
Eene P lan t in haar geheel verkleind a f geheeld h ij A. D e buikachtige, wollige Bloem-
k elk , rustende op een klein Steeltje en gedekt door een puntig uilloopend Schutblaadj
e bi) a . Eene geopende Bloemkrans b. D e twee onderjle Meeldraden zijn langer
dan de overige en ka a l; de drie bovenjle met witte karen bezet: te zien b ij b. Prucht-
beginfel en Stamper met het Bloemfteeltje o. Eene rijpe Zaaddoos d. ter aanwijzing
van de keurige plaatfmg der Zaden onder den rand van het Klepje geopend, b ij e.
Het Z a a d f . D e Bloemen zijn nu kleinder, dan grooter; na eens bleek, dan hoog
geel- nu eens digt b ij elkander, dan eens verder van den anderen afjiaande. D e
Bladen digt aan den grond z ijn 10 duimen lan g , en 6 breed; de Bladen aan den
Steng zijn v u l kleinder en omvatten voor de helft den Steng met nederwaarts hopende
wieken: het D om o f de wolligheid der Bladen is wit achtig groen. D e Plan t verdort
terflond, als de Zaden rijp z i jn , volgens Miller. Z i j groeit ter hoogte van 6 en
7 voeten, vooral in losfen zandgrond. ' ■
Verfcheidenheden. D e e e r flc , die v r ij merkwaardig is,bejlaat in den S tempel, welke in plaats
van eenvoudig en kogelrond te z i jn , tz-fpletig i s , en uit a bolletjes bejlaat: aan deze
verfcheidenheid, reeds aan Haller en Murray bekend, is door den laatjlen den
naam gegeven van Verbascum bicolle. — D e tweede met een getakten Steng.
(F avrod.)
G roeiplaatsen. Op hooge fchraale zandgronden, en langs Dijken.
Aan den binnen-kant der Duinen op zeer vele plaatfen f . Aan den weg bij Mtddagten
op de Feluwe t . Aan de Dijken tusfehen Maas en W a d i f . In het Speel by Kuilenburg \ ,
bij tVageningen en Rheenen f . — Aan den oostkant van den Heereweg op de dijkjes bij
de IKoif en achter Haren bij Foorveld buiten Groningen, om Nimwegen, op eenige plaatfen
om Utrecht, en elders: ook fomwijlen op oude Muren. I
De beide verfcheidenheden hier en daar gevonden door Favrod, m de Departementen
van Utrecht en Gelderland.
K racht en Geneesk. Gebruik. In de Bataaffche Apotheek opgegeven De Bladen
van deze Plant, die men in bet Fransch Bouillon blanc noemt, zijn verzachtende en
pijnftillende, en worden hierom bij wijze van ftoving of pappen tot verdeeling of rijpma-
king van gekneusde wonden aangeprezen: het af kookfel derzelven als ook van de Bloemen
wordt in borstziekten, hoest en tering geroemd, als ook voor gorgeldrank in keel-
ontfteking aangewend. Klisteren en Hovingen uit dezelvè bereid, zijn ook in de aambeijen
dienstig bevonden. (Murray.)
Huishoudelijk Gebruik. Uit de Bloemen verkrijgt men eene gele kleur. De Bijen
azen op de Bloemen. (Reuss.) De wolligheid of het vilt der bladen kan tot Tonder dienen.
In Noorwegen gebruikt men met veel vrucht de plant tegen de Longziekte der Runderen ,
L inn. Als een Paard vernageld is , plette men de Plant tusfehen twee fteenen, en legge
dezelve daar op; en wanneer een Paard in doornen heeft getrapt, kooke men de Plant,
en wasfche daarmede de kwetfuur. (Mattuschka.) De Plant heeft voor Visfchen eene
verdoovende kracht, en zij worden hiermede gemakkelijk gevangen. (Haller en Boc-
cöne, aan gehaald door Houttuyn.) De Schapen raken dezelve met aan. (Gmelin./
Volgens Houttuyn, zou men de Stengen, gedroogd en met eenig fineer bedroopen, tot
fakkels kunnen gebruiken, en hierom de Plant in ons land ook Toorts-kruid geheeten worden,
welken naam wij echter meer van derzelver gedaante afleiden. In de Apoiheek zorge
men om in plaats van deze niet te gebruiken Eerbascum Lychrdtis of V.nigrum. ( T ieboel.)