
L Y S I M A C H I A Nummularia.
Rondbladige Wederik.
Ploogd. Rundblattrige Lyfimachie.
Engdscb. Mony-wort.
Nederi. Bijnaam. Penningkruid.
Bloeit Juni; en Julij. % .
PENTANDRIA MONOGYNIA. VIJFMANNIGEN EENWIJVIGEK.
Natuu rl. Rang volgens link. xx. Rotacea Radbloemigen.
G eslachts Kenmerken. Corolla rotata, radvormige Bloemkrans. Capfula globofa,
Dincronata, ïo-valvis; Het Zaaddoosje kogelvormig, met een fp its jc , io-kleppig.
Soortelijke Kenmerken. Foliis fubcordatis, lijn a hartvormige Bladen. Ftoribus
folitariis, Bloemen op zich zelven jlaande, Caule repente, kruipenden Steng.
Eene Bloem met den Ke lk op zijde a . van voren h. Meeldraden die van onderen te
zamen vcreenigd zijn en de Stamper c. Stamper afzonderlijk d. De. K e lk , wanneer
de Plant heeft uit gebloeid, e.— Welke moeite ik ook heb aangewend, om r ijp Z a a d
te vinden, en hoe vele honderde Planten ik hiertoe onderzocht heb, is dit noch aan
mij noch anderen, welke ik dit verzocht had natefpqren, gelukt-, zijnde alleen in den
overgebleven Kelk het verdroogde vruchtbeginfel te vinden. Deze onvruchtbaarheid
wordt rijkelijk vergoed, doordien de Plant a l voortkruipende wortelen jch ie t, en
■ zich vermenigvuldigt.
D e Stengen z ijn kruipende, vierkant, g la d , dikwijls g e ta k t, en iin voet la n g ', en
jomwijlen nog langer. D e Bladen ftaan b i j paren tegenover elkander en, gekeerd
naar dezelfde zijd e , rustende op Bladftelen die bovenaan gejleufd en omtrent s lijnen
lang z ijn . D e Bloemen rusten op Bloemftelen, die in de okfels z ijn geplaatst, en
tegen over elkanderen, en op zich zelven fta an ; vierhoekig, eenbloemig en 5 o f6-
lijnen lang z ijn . D e Kelkblaadjes zijn eirond-, puntig-, aan hun voet golvende
en nedergebogen. D e Bloemen z ijn dikwijls aan de randen gemerkt met zeer kleine
roode vlekjes. D e Helmdraden z ijn op zijde en van boven met baartjes bezet. D e
Zaden z ijn b ru in , zeer klein en naauwlijks zigtbaar: de Zaaddoos, welke dezelve
bevat, misdraagt doorgaans in d it land-, maar in Zwitferland h e i ik dikwijle
vruchtbare en volkomen rijpe gevonden. (F avrod.)
Groeiplaatsen. Op vochtige weiden en aan (lootkanten.
Overal vlij overvloedig, zoo in zand-, klei-, als veengronden.
K racht en Geneesk. Gebruik. Wordt uit hoofde van derzelver zamentrekkenefe
kracht in bloedfpuwingen, bloedwateren en al te fterke aambijen en ftondenvloed door.
ibmmigen inwendig gebruikt, en is hiertoe aangeprezen door Bergius,
Huishoudelijk Gebruik. Het is een gezond en aangenaam voeder voor at het v e e, inzonderheid voor Schapen, en de herders geven de Plant klein gemaakt met zout vermengd
aan de Schapen, tegen allerlei ongemakken; (P h . cecon. /tusz. aangehaald door
GatTenhoff) nogtans verklaart Haller de Plant fchadelijk voor de Schapen, en Brug-
mans telt ze onder de onkruiden der weiden op. Scopoli beweert volgens de opgave;
van Favrod, dat wanneer men deze Plant in olie giet, dezelve kan dienen, om de Cuti~
culio Granarius, zwarte Kalander, te verdrijven.