
p ïJO p Vtfcfeflgö' gifóïïcléto bij. de 9 ild(’ bij A rn h em , Yelp
en ïlh e e ü é i ’-VÏI.
38.5. RAï'KfiïiN'.. De kelk is 4 -splelig, buikig. De
blöémkroon buisaehtig mondvormig : de bovenlip zamen-
ce drukt, de onderlip .vlak en 3-lobbig. De zaaddoos za-
mengedrukt, stomp, door den kelk bedekt. DC.
noS.'geie Ratelen, met onbehaarden kelk, de bovenlip
der bloemkroon zamengedrükt, aan den top 2-
tandig, de tanden even als het uitspringend stampertje,
gekleurd, de steng gevlekt.’ P.
PI. In wei- en hooilanden algemeen.
Aanm. De behaarde Ratelen, niet vlokkige kelken,
zijn waarschijnlijk ook inlandsch.
386. Zwartkoobjn’-. De kelk is buisvormig, 4-spletig.
De bloemkroon buisaehtig , mondvormig, zamengedrükt:
de bovenlip gehelmd, met omgeplóoidën- rand, de onderlip
ge sleul’d en 3-spletig. De zaaddoos langwerpig,
schuins - gespitst, zamengedrükt-, met twee i - zadige
hokjes. DC. ■ , ...........
707. akker Zwaï'tkoorn, met kegélvörmige wijde’ aren,
de schutblaadjes getand-bdrstelvorm’ig en gekleurd,
de kelktandjes ruw, de bloemkroon gesloten. P.
De zaaddoos is paarschachtig , de keel geel.
PI, Op vele plaatsen in de koornvelden, op kleigronden.
708. geelbloemig Zwartkoorn, met eenzijdige zijde-
lingsche bloemen, de bloemkroon gesloten, de
slippen 'van den eenigzins gekleurden kelk opgaande,,
de steng sterkgetakt. P.
De bloemkroon witachtig, de boord geel.
PI. Overvloedig ih de bosschen en op schaduwachtige
plaatsen in Gelderland, U.trecht en Overijssel-, ook ra
het Haagsche bosch.. G. Op vele plaatsen in de wouden
van Vriesland. M? Bij Harderwijk; bij Naarden. I I ! Bij
Nijmegen. B. Bij Arnhem, Yelp en Rheede; aan den
Rhijn op den Doorenwaard; bij Soestdijk en Baarn. vil.
387. Kar