/y(x y 9l f a ■ &)-
** ' /fac^L^ a A y xtfa rifa
/o. -sli n ,\A/C/* yif^scs ff a |< m t .
s/u£ t/ï^<rdrL-Jl-s
A TAZ~~*i A C e ^ V 'i
/■ A /AiA-
^58. Meina Madelief, met eene naakte 1 - bloemig«*
bloemsteng, de bladen omgekeerd-eirond gekarteld
en geaderd. P.
jP/. Algemeen in de weilanden en aan da wegen.
3n8. Ganzebloem. Het omwindsel half-kogelrond, over-
eenliggend, met aan den rand verdroogde schubben. ;De
bloemen gestraald. De vruchtbodem naakt. De zaden
paakt, door geen vlies gekroond. DC.
gög. witte Ganzebloem, met stengomvattende lancetvormige
gezaagde, aan den voet ingesneden-ge-
tande bladen, de Wortelbladen spatelvormig, aan
den voet in den bladsteel uitlopend, de steng op-
gerigt en takkig. DC.
De bloemen zijn geel op de schijf, wit aan den
straal.
PI. Algemeen in de weilanden.
960. gele Ganzebloem, met stengomvattende, op den
top slippige bladen, aan den voet getand—gezaagd.
DC.
De bloemen zijn geel, met gelijkkleurigen straal.
PI. In zandige bouwlanden op vele plaatsen.
Versch, (3.. met kleinere, lijnvormige, gaafrandige en stompe
bladen. vH.
PI. In zandige bouwlanden bij de Bild nabij Utrecht. vH.
3yg. V uur w o r t e l . Het omwindsel half-kogelrond,
overeenliggend, de schubben aan den rand verdroogd.
De bloemen gestraald, met 5-tandige lintbloempjes. De
vruchtbodem naakt. De zaden gekroond met een uitpuilend,
dikwijls getand vlies. DC.
De bloemen zijn geel op de schijf» wit op den straal.
961. breedb/adige Vuurwortel, met gesteelde zamen-
gestelde vlakke bladen, met eironde ingesnedeu
vinhlaadjes, de bloemsteelen getakt en'tuilvormend,
de steng opgerigt, het omwindsel zachtharig, de
straal der bloem kort. DC.
PI. In de hoven, aan oude muren, op ruwe steenachtige
plaatsen. G. Bij Nijmegen. B. Bij Baarn. Yr. Bij
Leijden en Rijnsburg. m u l d e r . Bij Utrecht. vH.
963. reuhelooze Vuurwortel, met ongesteelde twee-
werf-gevinde bladen, met lijn-draadyormigè a - .o f ;
3-deelige vinhlaadjes, de steng takkig en openstaande,
het zaadpluis of het zaad vlies gaaf. DC.
Q q 4 ' F l,