
T I P R A E F A T I O.
Cum autem hic sermo sit de primo Florae Vo-
lumine , unusquisque jam intelligit me in hocce
opusculo tantum agere de plantis Phanerogamicis,
alia forsitan opportunitate de Cryptogamicis dictu-
rum. Collegi autem in praesenti Florae parte : 1°
ea quae in dicto Diario (quod suo loco semper in-
dicavi) jam édita su n t , 2 ° quae praeterea ,/ baud
p a u c a , ad me undique missa sunt vel quae in
Batavo solo ipse viderim vege tabilia , quibus 3 °,
verbulo interposui mentionem eorum , quae jam in
appendice ad alteram partem Primi Florae voluminis
p. 7 1 2— 726 memorata sunt. Memoravi non tantum
novas stirpes in digena s, verum eas q u o q u e , quae
hucusque non nisi rarissime apud nos observatae
fuerint. In hac tertia igitur parte omnia conti-
nentur, quae post annum 18 25 in hunc usque
diem , quod Floram nostram attin et, deteeta, con-
firmata aut melius observata sunt.
Floram nostram proprie esse Florae Batavae compendium
sign ificavi, cum fuerint nonnulli, inter
exteros praesertim , qui crediderint Floram Belgii
Septentrionalis esse Floram provinciae Hollandiae
Septentrionalis. Belgium Septentrionale dicebam
Regn i Belgici septentrionales provincias. Hodie vero
operis titulus aliquomodo mutandus erat.
Caeterum eodem fere consilio , eodem ordine , continua
etiam paginarum se r ie , iisdem nume ris, his
tantum interposais plantis denuo addendis , iisdem
notis brevitatis causa adhibendis et simili quoque
Belgica versione ac in duabus jam editis primi Voluminis
p a r tib u s , verbo eodem modo omnia dispo-
sui. Non repetam ilaque omnia s ign a , quae in
primae partis Praefatione p. X V I I I— X X jam de-
clarata sun t, sed modo pauca quaedam signa addam
,
V O O R R E D E . vu
Daar ik dit stuk een bijvoegsel tot het Eerste
Deel noem , begrijpt ieder de skundige , dat ik hierin
alleen de Zigtbaarbloeijende Planten heb opgenomen,
terwijl ik voor de Bedektbloeijenden welligt op eenen
anderen tijd een gelijksoortig Bijvoegsel zal geven.
Ik heb namelijk in dit derde stuk mijner Flora thans
vereenigd : 1 ° . alle de Nalezingen , welke vroeger
in genoemde Bijdragen het licht z a g en ; 2 ° . alle de
nadere toevoegselen tot de F lo r a , welke mij of van
elders toegezonden of door mij zelven in ons land
gevonden z ijn , waar ik 3 ° . met een enkel woord
de aanhaling heb bijgevoegd van alle die so orten ,
welke reeds in het Aanhangsel op het tweede stuk
der F lo ra , b l. 7 1 3— 7 2 7 , vermeld zijn. Ik heb
gemeend niet slechts alle de voor ons land geheel
nieuwe plantsoorten, maar ook die te moeten opnemen
, welke tot nu toe niet dan hoogstzeldzaam
hier te lande waren aangetroffen, waardoor dit derde
stuk dan al datgene b e v a t, w a t men na 1825
ten aanzien onzer inlandsche planten on td ek t, nader
bevestigd of beter dan voorheen onderzocht heeft.
Ik heb mijne Flora op den titel des W e rk s een
Kort Begrip der Nederlandsche Flora genoemd , daar
sommigen, vooral buiten ’s la n d s , in den waan ve rkeerd
hebben, dat eene Flora van Noord-Nederland
zooveel zoude beteekenen als eene Flora van Noord-
hólland. Ik bedoelde echter daarmede de Noordelijke
Gewesten van ons toenmalig K o n in g r ijk ; doch
moest den titel des werks nu eenigermate veranderen.
Overigens heb ik dit Bijvoegsel met een gelijk
d o e l, in dezelfde orde , met doorloopende nommers
der bladzijden, met dezelfde nommers der planten,
waarbij ik alleen al het nieuwe heb tusschen g e voegd
, met dezelfde verkortingen en met eene gelijksoortige
Nederduitsche v e rta lin g , met één woord
alles op dezelfde wijze behandeld als in de beide
reeds uitgegevene stukken. Ik kan derhalve ten
aanzien der gebezigde verkortingen verwijzen tot de
daar