
VIII P R A E F A T I O .
dam , quibus in hac tertia parte speciatim usus
sum.
Unum hoc monendura mihi restât : me multa a
multis accepisse, quo factum est ut nostrum hocce
opusculum plurium pro Flora nostra novorum ge-
nerum ac rarissimarum etiam apud nos specierum
indicationem conlineat. Praeter e o s , quos Patriae
stirpium investigatores assiduos jam dudum omnes
norunt, haud pauci etiam Academiarum nostrarum
Cives aliique Naturae scrutatores ad Floram nostram
permulta egregie contulerunt, quorum omnium suo
loco mentio injicietur. A t vero tam multi su n t,
quibus aliquid hac in re debeam, tam diversa di-
versorum hac in re mé rita , ut vix omnes , qui ali-
quod mihi praestiterunt auxilium , hic justo ordine
enumerare queam. A t unusquisque sinceras gra-
tias hic publice accipiat ; unusquisque hoc nostrum
opusculum, (quod singulae paginae probant,) ex
parte quoque suum agnoscat !
Dabam GRONINGAE
die 24 Decembris 1835.
V O O R R E D E . IX
daarvan na de Voorrede des eersten s tu k s , bl.
X V I I I— X X , reeds medegedeelde lijst en voeg hier
achter alleen nog die weinige bij , waarvan meer
bepaaldelijk in dit derde- stuk gebruik is gemaakt.
Ik heb ten slotte nog slechts dit te v e rm eld en ,
dat ik van onderscheidene personen vele bijdragen
heb ontvangen en daardoor in staat gesteld b e n ,
om vele voor onze Flora nieuwe geslachten en hoogst-
zeldzame soorten als inlandsch op te geven. Die bijdragen
zijn mij , behalve door hen , welke men
reeds sedert lang als ijverige beoefenaars der V a -
derlandsche planten k en t, ook door onderscheidene
anderen en daaronder door niet weinige studenten
van onze Hoogescholen toegezonden. Ik heb van alle
deze opgaven , ter behoorlijker plaatse melding gemaak
t; doch het aantal dergenen , aan wien ik in
dit opzigt verpligting heb , is zoo groot en de waardij
hunner mededeelingen zoo uiteenloopende , dat ik inderdaad
zwarigheid m a ak , om hen allen hier in behoorlijke
orde op te noemen. E lk van hen ontvange
derhalve hierbij openlijk mijnen meest opregten dank
en beschouwe dit ons b o e k , gelijk iedere bladzijde dit
aanwijst, voor een gedeelte mede als zijn eigen w erkl
H. C. VAK HALL.