
s66. IJzEHKEtnp. De kelk is S-lobbig. De bloemkroon
gelijk aap dep k e lk * of dikwijls langer dan dezelve
en njopdyormigj de bovenlip gaaf of uitgerand,
de onderlip 3-lobbig, met de. middelste lob breeder en
gekarteld. De meeldraden niet uitspringend, De eene
stempel is de langste en wordt door de andere, die korter
is* ingewikkeld. DG.
? 664. ruigbladig JJzerkruid, met lancetvormige stompe
gefande en bebaarde bladen, de schutblaadjes ge-
tand-rgedeofnd, de stengen ruig en liggende. P.
PI. Bij de Wegen en paden. G.
s6y. Munt. De bloemkroon een weinig langer dan den
kelk, 4 -lobb ig, bijna gelrjkvormig; de bovenste en
breedste lob dikwijls uitgerand. De meeldraden opge-
rigt, wijdstaande. DG.
* De kelk Van binnen naakt; de bovenste lob
der bloemkroon uitgerand. DC.
665. bosch Munt, met langwerpige bijna doorlopende
aren , de bladen eirond of langwerpig ongesteeld
viltig, scherp en ongelijk gezaagd, de elsvormige
schutblaadjes langer dan den kelk. DC.
De steng regtstandig, vlokkig. De meeldraden
uitspringende.
PI. Aan de kanten der zaailanden en wegen op vele
plaatsen.
Versch. (3. woud Munt, met langwerpige aren , de bladen
ongesteeld eirond en spits, gelijk-gezaagd, viltig,
de meeldraden even lang als de bloemkroon. P.
PI. Aan den Waaldijk tusschen Tiel en Doodewaard. vH.
666. rondbladige Munt, grijswit van kleur, met langwerpige
afgebroken aren, de bladen rondachtig
gerimpeld gekarteld en ongesteeld. P.
De bladen zijn aan weerszijden rondachtig , van
onderen wit. De schutblaadjes lancetvormig. P. —
De meeldraden uitspringende.
PI. In de lage vochtige pannen der duinen buiten ’ sllage.
s&hwenoke, bij G. Aan den IJsseldijk bij Hattem. K.
bij Nijmegen. B. Langs de kaai bij ’ s Hage. Z. Bij Se-
venaar. s. scheltema ! Tusschen Arnhem en Nijmegen.
vH.
667. water Munt, ruig, met kopvormende bloemen , de
E e 4 bla