
( 4 5 i )
PI. Aan de h eg g en lan g s den w e g van Nijmegen naar
B e e t. dG! R. vH. Bij ‘sH e er en b e rg . d e h a a n .
p'ersch. |3. kle in er , clusius.
PI. In de duinvaUeqen van den Aardenhout en Overveen
bij Haarlem. vH.
syg. Oreg-o. De kelk is van verschillenden vorm,
dan eens 5-tandig, dan weder mondvormig of tweedpelig.
De buis der bloemkroon zamengedrukt, de boord jnond-
vormig: de bovenlip r.e.gtstandiguitgerand, de onderlip
3-spletig bijna gelijkvormig. De zaden rondachtig. DC.
6g3. gemeene Orego, met rondachtige pluimvormende
en getropte aren, dé eironde en gekleurde schutblaadjes
langer dan den kelk, de bladen eirond. DC.
De kelk is rolrond vijftandig, vruchtdragende
door een vlokje -gesloten. DC.
PI. Overvloedig tusschen Nijrriêgen en Génd; tusschen
Zutphen ep Doesburg; bij het dorp Voorst op de Ve-
lu,Weaan den Rhijndijk in de Betuwe; in de duinen
aejhter Ziorgyliet; aan de wegep om Wijk te Duurstede;
in den jierkejoer- en Suiker-waard en elders. G. Te
Arnhem; tusschen Kuilenburg en Ëverdingen ; aan de
Lek ondér *tTWaal: K. Bij Nijmegen. B. Bij ’ sGraven-
hage. Z. Veel langs den RJiijn pp Doorenwaard; bij
Doodenwaard enz. tusschen Nijmegen en T ie l; te
Brommen bij Zutphen. vH.
aSo. T hym. De kelk is gestreept, de keel door een
vlokje gesloten; de boord mondvormig, van boven 3-
tandig, van onderen a-borstelig of 2-spletig. De bloemkroon
kort, mondvormig, de bovenlip nitgerand, de onderlip
3-lobbig, met de middelste lob breeder, gaaf of
uitgerand. DC.
# De middelste lob van de onderlip der
bloemkroon gaaf. DC.
6g4. veld Thym, met kop- of aar- vormende bloemen,
de stengen kruipende , de bladen vlak , stomp , aan
den voet gewimperd. DC.
De plant wisselt zeer af in grootte en in het
meer of min behaarde der bladen. De takken zijn
roodachtig. De kelk paarschachtig - violet.
Tl. Overal op de h e id e en in de duinen.
Versch. (3. met witte bloem. G .
Tl. Op de heide bij Elspeet en in de laan voor Uilenpas.
G. Bij Naarden. R.
F f 4 # # De