
fersch. (3. met de onderste bladen g a a f , een weinig
getand. vH.
pl. In de bouwlanden te Rheede boven Arnhem, vH.
884. groenachtig Streepzaad, met regtstandige steng,
de bladen onbehaard en ongesteeld, de onderste gegolfd
of schaafswijs-uitgesneden, de bovenste
lancet -lijnvormig, aan den voet getand en piek-
' -vormig, vlak, de zaden glad. vH. volgens DL.
De zaden zijn lijnvormig, aan de beide uiteind
e n niet versmald, regt, bleek-bruin, glad, korter
dan het zaadpluis. Door deze kenteekenen
- - en het meer breede der bladeren verschilt het van
het nabijkomend daken, Streepzaad.
885. uitgespreid Streepzaad, te n g e r , m et uitgeSpreide
s t e n g , de b la d e n on b eh a a rd en o n g e s te e ld , de
ond erste w ijd -g e ta n d o f v in d e e lig , Weinige b ijk a n s
ga a fran d ig e en p ie k vo rm ig e s te n g b la d e n , de z a d
en glad. vH. v o lg en s DC.
Deze plant verschilt, reeds op het eerste ge zigt,
van dé beide vorige soorten, .door de meerdere
kleinheid der geheeie plant en door de steng, die
reeds bij zijnen oorsprong sterk-getakt en uitgespreid
is. De zaden zijn bleek-bruin. ,
PI. Op de duinen buiten Haarlem, "Veel tusschen Overe
e n en Zandvoort. VH. Bij Wassenaar, het huisten
Deil en Katwijk. v e r M. !
886. Dioscorides Streepzaad, met regtstandige steng,
de wortelbladen liervormig-schaafswijs-uitgesne-
den, de stengbladen piekvormig lancetyormig , de
onderste getand, de omwindsels viltig, vruchtdragend
rondacklig-eirond en kantig, de zaden
ruw. DC. .,
De bladen zijn onbehaard, met verspreide,
eenigzins stijve wimpers aan den rand.
PI. In schrale gronden bij Harderwijk en elders. R.
887. tweejarig Streepzaad, met regtstandige steng>,
“ de bladen stekelharig schaafswijs-viiideebg-uitge-
sneden, de bovenste bladen ongesteeld lancetyormig
en getand, op de kiel ruw-stekelig, de omwindsels
zachtharig scherpgeschubd. DC.
De stenig is zaclitliarig, meer dan 3 voeten hoog*
De bloemen grooter dan in de vorige soorten. De
zaden glad.
PI.