PRAEFATIO.
C u m , initio anni 1 8 2 5 , Patriae nostrae Floram in
lucem edeb am, me hoc opus suscepisse d e c la ra v i,
non quia tunc jam absolutam hancce Floram cre-
debam, sed modo eo proposito ut e a , quae circa
plantas indigenas illo tempore nota essent, collige-
rem atque in facilem ordinem disponerem, sperans
fore ü t , opere semel suscepto, multi sic ad plan-
tarum indigenarum studium allicerentur atque omnium
conjuncta opera Batava Flora in dies melius me-
meliusque cognosceretur. Nec spes me fe fe llit, nam
permulti omnino Naturae scrutatores ex diversissimis
Patriae locis de plantis indigenis observationes suas
mecum communicaverunt, quibus Flora hodie insig-
niter aucta est. Hinc nata sunt is ta , quae in variis
Diarii Belgici Bijdragen tot de Natuurkundige Wetenschappen
voluminibus inserta su n t, Spicilegia sive
appendices ad Floram nostram Belgii Septentrionalis.
Haec aulem cum adeo dispersa s in t, ut nonnisi dif-
ficulter colligantur ac comparentur, cumque insuper
recentissimo tempore denuo multarum indigenarum
slirpium , in islis Spicilegiis nondum enumeratarum,
notitia ad me p e rv en e r it, nunc in usum Botanices
cultorum optimum atque utilissimum fore mihi visum
e s t , si haecce omnia iterum colligérem atque
tamquam tertiam partem Primi Voluminis Florae
nostrae Lectori exhiberem,
VOORREDE
T o e n i k , in het ja a r 1 8 2 5 , e en eF lo ra onzes V a derlands
het licht deed z ien , g a f ik openlijk te
kennen , dat ik dit werk niet op mij genomen had ,
omdat ik toen reeds onze Flora als genoegzaam
volledig bekend b e sch ouwd e , maar eenvoudig om
hierdoor gélègcnheid te vinden , al wat tot dien tijd
toe nopens onze inlandsche planten bekend was geworden
, bijeen te verzamelen en in eene behoorlijke orde
te rangschikken , in de hoop dat velen hierdoor tot
de beoefening onzer Yaderlandsche Plantenkennis
zouden uitgelokt en door aller vereenigde pogingen
onze Flora van dag tot dag beter gekend zoude
worden. Ik ben in deze verwachting geenszins te
leu r gesteld . want zeer vele Natuuronderzoekers hebben
mij uit verschillende oorden des R ijk s belangrijke
bijdragen tot mijnen arbeid medegedeeld;
hetgeen aanleiding gegeven h e e f t , dat ik in de sedert
1826 uitgegevene Bijdragen tot de Natuurkundige
Wetenschappen van tijd tot tijd Nalezingen o f
Bijvoegsels op de Flora geplaatst heb. Daar alle
deze verspreide waarnemingen echter niet dan met
veel moeite bijeengebragt en vergeleken kunnen wor-
d ë n , en daar ik vooral in de allerlaatste tijden
menigerlei berigt heb ontvangen nopens inlandsche
plantsoorten , welke in de genoemde Nalezingen
nog niet opgenomen waren , heb ik gemeend thans
het best te d o en , met alle de genoemde opgaven
wederom in één bundeltje te vereenigen en als het
derde stuk des Eersten Deels onzer Flora aan hét
daarin belangstellend Publiek aan te bieden.
Daar