A a n r n . Van deze soort wordt het w i s s e l k l e u r ig e M u i z e n o
o r (M . v e r s i e o lo r ), hetwelk onder anderen veel hij Groningen
wordt aangetroffen, door Reichenbach, Mertens en Koch,
Beuff en F ingerhuih en anderen s o o r t e l i jk onderscheiden ,
vooral door de in beide verschillende grootte van de bloemkroon
en het stijltje, welke grootte echter in eene en dezelfde
plant , naar haren verschillenden ouderdom, zeer
onderscheiden is, voorts door de kleur der bloemkroon, welke
echter , bepaaldelijk ook in deze soort, zeer afwisselende
is. Om alle deze redenen schijnt deze plant, mij ten minste,
toe , niet als eene eigene soort beschreven te moeten worden
(*). Zie B i j d r . II I, hl. 5 r— 52 .
234a. h e u v e l M u i z e n o o r , met slappe, opgaande, takkige,
eenigzins kantige steng, d ie , even als de lancetvormige
bladen , ruigbehaard is ; wijde bloemtrossen zonder schutblaadjes
, de bloemsteelen even lang als de openstaande k e lk ,
de boord der bloemkroon eenigzins opgerigt, omtrent even
lang als de kelk. Spkehgel.
P I . Op het eiland Rottum. J. F. Bley ! Op de duinen van
Overveen bij Haarlem. v.H.
A a n m . De bladen zijn langwerpig , die van de steng dikwijls
stomp. De bloemtrossen zijn zelden gepaard , bij hare
rijpheid tweemaal langer dan de steng De onderste bloemen
zijn van elkander verre verwijderd ; de bloemsteelen even
lang als de kelk, ten laatste horizontaal-openstaande. De
kelk, naar evenredigheid der andere soorten van dit geslacht
kort, met zeer talrijke haakvormige haartjes bedekt,
ten laatste klokvormig en openstaande. De buis van de he-
melsblaauwe bloemkroon is niet langer dan de kelk.
2 45. v o o r ja a r s S l e u t e lb lo em .
P I . Deze soort, aan het inlandsche waarvan men zoude kunnen
twijfelen , na het berigt, medegedeeld in de Bijdragen
Vli. bl. 27 en 28 , dat namelijk de Heer Doz'y op de
eenigste daarvan in ons Vaderland aangeduide groeiplaats ,
(*) Ik moet hierbij echter melding maken van de waarneming
van M ertens en K och , dat in het gestrekte M u izen o o r de haartjes
van het ondervlak der bladen en van de steng een klein eind
wegs onder de bladen, haakvormig zijn omgebogen, even als op
den kelk , en dat door dit kenmerk deze soort van alle andere Duit-
sche soorten , en derhalve cok van het wisselkleurig M u iz e n o o r ,
zoude zijn te onderscheiden.