
GESLACHTEN d e r TWAALFHELMIGEN.
ï. E e a s t ij l i g e n.
A. Een eenvoudig bloemdek, aan het vruchtbeginsel
vastgehecht. — Mansoor.
dubbeld bloemdek : een kelk en eene
bloemkroon'. •
o. De kelk blijvende, 2-kleppig. Y ijf bloembladen.
— Porselein.
b. — ----getand. Vijf-zes bloembladen, op den
kelk ingeplant. — Partyke.
2. T wee s t ij H g e n.
TWee zaden in eeneü zaaddoosvormigcn kelk besloten. —
Agrimóny.
3. ' D r i ë s t j l i g e n.
a. De zaaddoos kantig, i-hokkig, aan den top
openberstend, veelzadig. — Wouw.
b. — ----------- uit drie zaadhuisjes bestaande. Het
Zijn melkgevende planten. —5 Wolfsmelk.
'4. T w a a l f s t j l i g e n .
BrCede vleezige, aan den rand ge wimper d e , bladen. —
Eakenlook, ^
1 . ï rm r- ,
XI. T W A a L F H E L ' I G E N .
ï . E e n s t i j l i g e n ,
228. Mansoor. De kelk is klokvormig, 3-lobbig, (aan
hét vruchtbeginsel vastgehecht.) Twaalf meeldraden op
het vruchtbeginsel ingeplant, de helmknopjes op het
midden der helmdraden vastgegroeid. Het stijltje kort-
de stempel star vormig 6-lobbig. De* zaaddoos lederaclitie !
Grhokkigt DC. - t. . 5
554. Europeesche Mansoor, met' niervormige stompe
éen weinig ruige bladen. DC. ^
De bloemen zijn klein, v an ! buiten eenigzins
vlokkig, vaii binnen donkerrood; eenzaam aan den
voet der bladsteelen geplaatst. De bladen doorgaans
twee in getal.
P l. Inlandsch volgens jboerxiaavü f en linnaeus bijvG.35.
Aa 2 22C), POH;