
4 . V j fh e lm ig e n.
Da vruchtkegels der vrouwelijke plant voorzian
van groote en blijvende schubben. Hop.
5. A c h t h o l mi ge• n.
De zaaddoos a-kleppig, a-hukkig. De zaden gekuifd.
— Populier.
6* N e g e n h e l mi gen.
a. Geene bloemkroon. De zaaddoos uit 3 zaad”
buisjes bestaande. — Bingelkruid.
b, De bloemkroon 3-bladig. De zaaddoos 6-hokkig.
— Konchenbeet.
7. T w a a l f h e l mige n.
Drijvende waterplanten. —- Ruiterskruid.
8. E e n b r o e de r i g e n.
De bes bestaande uit 3 beenachtige kernzaden. —■
Geneverstruik.
XXL T W E E H U I Z I G E N .
1. T we e h e lmig e n.
4ig. W il g -. De bloemen zijn tweehuizig, zelden een-
huizig, uit bloemkaljes bestaande , met i-bloemige over-
eenliggende schubben en eene klier rondom de bevruch-
tingsdeelen. In de mannelijke bloem zijn i- 5 , doch meestal
2 meeldraden. In de vrouwelijke één vruchtbeginsel;
een 2-spletig stijltje ; 2 of 4 stempels. De zaaddoos 1-
hokkig, 2-kieppig, veelzadig. De zaden gekuifd. DC. (2)
# De
(2) De Vallisneria spiralis, weleer door lihnaeüs en nog onlangs
door STEKHOVEN (bl. 421) inlandsch genoétad, wordt hoogstwaarschijnlijk
hier niet gevonden. — Men heeft haar welligt ver-,
ward met eene jonge plant der gemeene PTaterweegbree; welke
de Heer em er ic bij Poulon, aan de bladen der Eallisneria
zeer nabij komende, heeft gezien. Men vergelijke A. t h ie b a c t
9® berneaux) , Compte renda des Pravaux de la Société
uinnéenfie de Paris (1823 en 1824) Paris. 1825. bl. 3g.
X x 5