t\se , paarschachtige, yl.eeschkleurige ep witte bloemkroon.
Het getal der njeeldradep wisselt ook af van
8 tot 10. G.
5. T i e n. h e Im i g f q.
3*4, Brejï. De ke|k i's inqndYPyniig, (ie boyephp a-tan-
jjg de pnderlip 3-tsmdig. Het keeltje ,ne4e$igg«nd, de
eeskichtsdeei.efl flipt geheel insluitende. De meeldraden
eenbroederig. De peul langwerpig., ^ De bipetpen
geel. DC.
* Dp takken ppgedoorijd.'
807. ' gewone Brem, met drievoudige of eenzaïne langwerpige
bladen , de bloemen in de oksels geplaatst,
korfc-gesteeld , de peulen op, den rand behaard, ,de
takken kantig. DC.
PI. Op hooge en droogs zandgronden op vele plaatsen.
808. verw Brem, met lancetvormige, behalve aan den
rand en de middelnerf, onbehaarde bladen, de
takken rolrond gestreept regtstandig, de bloemen
trosvormend , de peulen onbehaard. DC.
PI. In de landen bij den ouden IJssel omtrent Keppel en
lïilenpas; in de duinen bij Westerhout; op de heide
in Vriesland, (kroningen, en te Heemze in O vergssel,
G. Bij Wijk op zee in de duinen. R! Bij Nijmegen, B.
Bij het dorp Wdrnsveld omtrent Ziutphen. staring. In
Gaasterland. eetjcker andreab. Te Brammen in
Gelderland; in de Breesaap bij Y eisen- ‘V’H.
Soa.'behaarde Brem, met lancetvormige toegevouwen
bladen, de bloemen bijna ongesteeld in de oksels
geplaatst, de ppulen, de bloemkroon en de kelk*
zijdachtig-behaard, de' stèng gestreept nedeiliggend.
DC-, . . . . .
PI. Op vele plaatsen op de heidevelden, vooral in sciïaduwachtige
streken.
De takken gedoomd.
&10. Engelsche Brem, met langwerpige onbehaarde
bladen, de doornen eenvoudig of zamengesteld, de
bloem