
tenuifolium te behooren, welke soort in vorm zeer vele
afwisselingen vertoont en van welke tot de in de Flora beschrevene
jBr. Erucaslrum door hem , vooral op steenachtige
gronden , meermalen overgangsvormen zijn opgemerkt.
777. Oostersche Mostaard.
P I . Voeg bij: Te Heikop bij Vianen en te Utrecht. v.H.
Bij Leyden. F. Dozy !
Aanm. Zij verschilt van de herik Mostaard vooral door
de stekelharige klepjes en den onbehaarden snavel der vrucht,
welk verschil echter aan velen niet genoegzaam is voorgekomen
, om beide deze planten soortelijk te onderscheiden.
782. zee Radijs (met 2-6 ovaal-rondachtige leden van
het haauwtje).
P I . Aan de Zuiderzee bij Harderwijk. B. G. Dumortier ! In
de duinen bij ’s Gravenhage. Z !
Volgens de opmerking van den Heer V rijdag Z ijnen heeft
de Heer va» Spijk V ermeulen , blijkens zijn herbarium , te
Scheveningen de R. Raphanistrum en niet de R. maritimus
gevonden.
K lasse XVI. EENBROEDERIGEN.
787». lloedroode Ojevaarsbeh , met e'e'nbloemige bloemstelen
, de bladen vijfdeelig en driespletig , cirkelrond. DC.
P I . Aan den krommen Rhijn te Bunnik nabij Utreeht. G. A.
Bergsma. L .Marcuand !
790. glinsterende Ojevaarsbeh.
P I . Voeg bij : Op Maarsenbroek te Driebergen. J. E. van
der T rappen !
795. allerkleinste Ojevaarsbeh.
P I . Voeg bij : In de omstreken van Amsterdam en bij ’sGra-
veland. G. B acker ! Niet zelden op Schouwen en Duive-
land ; om Leyden en bij Eindhoven. F. Dozy. Te Heemstede
bij Haarlem en aan de Bildt bij Utrecht. J. E. van
der T rappen ! Zeer algemeen te Groningen en te Helpen en
Haren bij Groningen. v.H.
Aanm. Zij verschilt van de haar aanverwante zachte Ojevaarsbeh
door de zachtharige en niet vlokkig-behaarde steng
en door de behaarde en niet dwars-gerimpelde en onbehaarde
vrucht. Zie de Flora Batava n°. 5o5. 8ooa,