
PI. Voeg b ij: Bij Utrecht. L. Marciiand ! Te Kortenboef.
G. Backer !
Fersch. y allerkleinst [Tandzaad), e'e'ubloemig , met de
bladen lancetvormig en ongesteeld, de bloemen en zaden
opgerigt. P.
PI. Op veenachtigen moerassigen grond tusschen Lattrup in
Overijssel en Bentheim. F. A. W. Miquel! Bij ’ s Graven-
hage. Z ! Bij Utrecht. A. J. de Bruyw ! Bij Nijmegen.
Abeleveh en Pas !
g i6 a. vleezige Alsem. Zie het Aanhangsel bl. 727.
Zij schijnt mij al te na verwant aan de nederliggende A lsem
(n°. 916.)
918. Fransche Alsem.
PI. Voeg bij : Bij den steenen man te Harlingen. J. J.
Bruinsma. Te Delfzijl. G. Staggemeijer !
929 en g 3o. Het Fransch en het berg Roerkruid zullen
waarschijnlijk tot e'e'ne soort vereenigd moeten worden. Zie
Smith p. 872— 874 en J- Gay Annales des Sciences nalu-
relles'XJLY 1. p. 216:— 217.
CCCLXVI*. Cotula. Het omwindsel is half-kogelrond,
overeeuliggend. De vruchtbodem bijkans
naakt. De bloempjes buisvormig. De vruchtjes
gekroond met een randvormig zaadpluis.—
De bloempjes van de schijf 4-spletig, die
van den rand nagenoeg ontbrekende. Bluff
en FiNGERHtrrn.
g 32a. vindeelige Cotula, met de bladen lancet-lijnvor-
mig , stengomvattende , vindeelig-getand , de bovenste gaaf,
de steng nederliggende , met i-bloemige takken. W. —
Bluff en F ingerhuth.
PI. Bij Amsterdam aan den dijk naar Zeeburg gevonden door
den hortulanus Groene wegen en mij medegedeeld door
prof. W. H. de VrIese ! Op balken in het water te Amsterdam.
W. H. de Vriese !
Aanm. Zij groeit ook in Oostfriesland , Oldenburg , Breinen
, Hamburg enz.
g 41a. dwalend Kruiskruid , met onbehaarde bladen , de
wortelbladen liervormig en zeer stomp , de eindelingsche lob
zeer g ro o t, eénigzins bartvormig en uitgeschulpt-gekarteld ,
dê stengbladen vindeelig , met wigvormige getande slippen ,
de takken des bloemtuüs openstaande , de zaden onbehaard.
Sprergel. PI.