
r . J ï * « f r . 4 ■ ^ /■
'/ tk 'fo^ TS i g g g 1 ■
4 / i m ^ ê . . , •— !
t s d ^ 'r .
( 4 4 i )
opgeblazen k e e l, de boord mondvormig, de bovenlip
gewelfd en getand, de onderlip 3-lobbig, de zijdelmg-
sche lobben zeer klein en omgeslagen, de middelste lob
de grootste en uitgerand. De helmknopjes van buiten
ruig. DC. - ij
• 674. gladde Doovenetel, met hartvormige gerimpelde
gezaagde en gesteelde bladen, de steng bijna glad,
de kelk onbehaard, even lang als de buis der
bloemkroon , de kransen bijna 6-bloWemig. DC.
PI. Inlandsch volgens b o e r h a a v e +
,675. gevlekte Doov.enetel, met bartvormige gespitste
gezaagde en gesteelde blatied, de kransen 10-bloe-
mig. DC._
De steng behaard. De bladen zachtharig, dikwijls
met wit gevlekt. De bloemkroon groot, paarsch-
achtig , van boven zachtharig.
PI. Omtrent Beek, bij Nijmegen. dG. B. Bij Arnhem
b e r g s m a ! Bij Utrecht. vH.
676. Witte Doovenetel, met hartvormige gespitste gezaagde
en gesteelde bladen, de kransen ao-bloe-
mig. DC.
De bloemkroon wit van kleur, de bovenlip
zachtharig.
PI. Algemeen door het gansche land.
Versch. (3. onzeker. — G.
PI. Op het Kraag ene st langs den weg naar Heemstede
en om Utrecht. G.
677. paarsche Doovenetel, met hartvormige stompe,
gelijk- en stomp-getande en gesteelde bladen, de
kransen 8-io-bloemig. DC.
De steng van boven vooral bebladerd. De bloemkroon.
paarsch, somwijlen wit, bijna tweemaal
grooter dan den k e lk ; doch veel kleiner dan bij
de gevlekte en witte Doovenetel
PI. Algemeen aan de wegen en in de hoven.
678. ingesneden Doovenetel, met hartvormige spits—
achtige ingesneden-getande en gesteelde bladen,
de bloemkroon smaller dan den kelk. W.
De onderste bladen rondachtig, de bovenste ingesneden
getand, met spitse tanden, in den bladsteel
uitlopende. De bloemkroon niet grooter dan
den kelk , paarsch van kleur.
PI. Bij Amsterdam op dé klei van het IJ buiten de Haarlem