
( 4^9 )
PI. In de vochtige valleijen op Vlieland, en huilen
Haarlem; omtrent Veldwijk kuiten Harderwijk. G. Te
Seddam hij ’sHeerenberg. de haan. Bij Vianen aan de
Lek en te Heikop op vochtigen kleigrond; aan de Laak
te Rheede. vH.
sg3. L athraea. De kelk is klokvormig, 4 - spletig.
De bloemkroon buisachtig, mondvormig, de bovenlip
gehelmd. Het vruchtbeginsel klierachtig aan den voet.
Eén stijltje. De stempel a-lobbig. De zaaddoos i-hokkig,
2-kleppig, veelzadig. DC.
723. geschubde Jbathraea, met eene zeer eenvoudige
steng, met vele hangende bloemen, de onderlip
3-spletig. P.
PI. In Delfsland, langs den dijk tusschen Monster en de
Heg. schwencke bij G.
sg4. Bremraap. De kelk 2 - deelig, met 2-lobbige
slippen. De bloemkroon buisachtig mondvormig, 4-5-
lobbig. Het vruchtbeginsel klierachtig aan den voet. Eén
stijltje. De stempel 2-lobbig. De zaaddoos ï-hokkig, 1 -
kleppig, veelzadig. DC.
Aanm. Vele soorten van dit geslacht hebben verdroogde
schubben, in plaats van bladen. De stengen zijn meestal
roestkleurig. Met de wortels zijn zij aan die van andere
planten b. v. de Brem, de liennip enz. als woekerplanten
vastgehecht.
# De bloem heeft maar één schutblaadje; de
bloemkroon is 4-lobbig. DC.
7ï 4. groote Bremraap, roet eene zeer eenvoudige,
steng, de bloemkroon is 4-spletig, opgeblazen, de
meeldraden aan den voet onbehaard, de stempel
met twee verwijderde lobben, het stijltje van boven
zar.htharig.~- DC.
Zij verschilt van alle de andere Europeesche
soorten van Bremraap, door geheel onbehaarde
helmdraden.
Pl. Aan de Grebbe bij Rheenen, eergsma 1 (2)
725. wel- 2
(2) De groeiplaatsen van de gorter en anderen zijn hier niet
»eitneld; daar zij gedeeltelijk tot d e z e , gedeeltelijk tot de volgende
soort schijnen te behooren.
G g 5